43
pierewaaien, kon ik hen moeilijk volgen: tegen de tijd dat ik mijn
fiets gestald had, stonden zij alweer op het punt naar een andere
kroeg te gaan. Op het studentencorps werd alleen maar
geschreeuwd en gedronken. Omdat ik door mijn handicap op voet
van gelijkheid was aangekomen en me dus niet aan de ontgroening
hoefde te onderwerpen, stond ik enigszins buiten het gewoel en dat
is zo gebleven. Wat mij aan mijn medestudenten stoorde was hun
onserieusheid en vrijblijvendheid. Ik herinner me kroegcommis-
saris Suermondt, later is hij nog onderdirecteur van de Nederland-
sche Bank geworden, die elke keer als ergens een behoorlijk
gesprek ontstond met een wandelstok de bierglazen van tafel sloeg
en riep: “Weg met die gezapigheid.” Ja, zijn gedrag was niet gezapig.
Ik ben benieuwd wat Schelsky ervan zou hebben gevonden.
Op de universiteit ging het er aanmerkelijk serieuzer toe, maar
wat bleef was die vrijblijvendheid. Professor Limpberg was onze
coryfee. Hij had een en ander over detailhandel gepubliceerd, maar
hij wist tijdens de colleges zijn interesse daarvoor goed verborgen
te houden. Je zat in een zaal met driehonderd man en je kreeg
hoogdravende uiteenzettingen over macro-economische onder
werpen. Ik was daarentegen geïnteresseerd in de leer van de ver
vangingswaarde, kostprijscalculaties en dat soort zaken, waarmee
je bij wijze van spreken direct aan de slag kon.
Uit onzekerheid over de economiestudie liet ik me na twee jaar
testen door het psychotechnisch laboratorium van professor Wate
rink. Dat was in die tijd weinig gebruikelijk, maar ik heb er meteen
mijn schroom voor psychologen door verloren. Psychologen kun
nen je in keuzes heel behulpzaam zijn, is het niet direct dan is het
indirect: onzinnige adviezen zijn ook adviezen. Het advies dat ik
kreeg was trouwens niet onzinnig. Ik was volgens het laboratorium
geen ‘studie-natuur’, maar iemand met een praktische belangstel
ling die zijn doelen in het oog hield ondanks ‘een jongensachtige
levenshouding’. Mij werd zelfs ‘een bijzonder gaaf karakter’ toege
dicht, wat me verbaast zo vlak na de oorlog en mijn ziekte. En ik
werd verondersteld een goede smaak te bezitten, al vraag ik mij af
hoe ze zoiets hebben kunnen meten.
Ik stapte over naar het Nederlands Opleidingsinstituut voor het