hielden ettelijke onderduikers zich schuil en via administrateurs
als Dirk Vethaak en Cees Kraay kreeg Albert Heijn gaandeweg een
intensief contact met de illegaliteit. Dat had ook zin. Omdat Albert
Heijn bij de Voedselvoorziening was ingeschakeld, waren er altijd
voldoende voorraden aanwezig om hongerige monden te voeden.
Er is tijdens de bezetting geen Albert Heijner van de honger omge
komen.
Naarmate de bezetting duurde, raakte ik er steeds sterker van
overtuigd dat de Duitsers het onderspit zouden delven. Ik begon
me af te vragen wat ik met mijn verdere leven moest. Hoe zeker ik
was dat Nederland bevrijd zou worden, bleek uit mijn aanvankelij
ke beroepskeuze. Al vanaf 1941 - even voor de slag in de Javazee -
was ik gefascineerd door de Koninklijke Marine en ik verzamelde
op mijn kamer alles wat daarop betrekking had. Op een gegeven
moment deelde ik mijn vader mee dat ik na de h b s naar het oplei
dingsinstituut van de Marine wilde. Hoewel ik was voorbestemd
voor het familiebedrijf, reageerde mijn vader zoals een vader in
zo’n geval hoort te reageren. Hij zei: “Beter een goede dokter of een
goede marineofficier dan een slechte kruidenier.” En hij liet me
mijn fantasieën.
Dan, in september 1945 - de scholen waren gesloten, de elektri
citeit was uitgevallen en er heerste in de Zaanstreek een zware
griepepidemie brak de dag aan dat ik polio kreeg. Een half jaar
later, toen de bevrijding op handen was, kwam ik uit het zieken
huis. Ik had het geluk dat de regering alle leerlingen het lopende
schooljaar, in mijn geval het eindexamen hbs-b, cadeau deed,
maar ik feliciteerde mezelf er niet mee. De hele school kon mij
gestolen worden. Ik had op judo geleerd hoe ik me moest laten val
len en dat was mij op dat moment meer waard. Ik leerde trouwens
meer dingen die je op school nooit krijgt. Als je bijvoorbeeld niet
linksom kunt dan moet je rechtsom en als je niet door de voordeur
kunt dan moet je door de achterdeur. Hardlopen was voor mij
onmogelijk geworden, maar ik ontdekte dat als ik vijf minuten eer
der van huis ging, ik nooit hoefde te rennen.
41