38 Gerrit Jan is op de trap van die kerk zijn bronchitis kwijtgeraakt door uren te blauwbekken. We deelden onze autopeds en Vliegen- de-Hollander met iedereen en ondernamen soms verre tochten. Op een dag ben ik met mijn vriend Arie de Carpentier op mijn step helemaal naar Amsterdam gereden om pannenkoeken te gaan eten bij zijn tante; toen we terugkwamen was het frame van de step onder ons gewicht vrijwel weggesleten. Ook gingen we dikwijls naar het Stuurmanspad achter ons huis, waar Arie in een laag huis je woonde. Ik ben in de sloot naast dat pad nog door het ijs gezakt en bij boer Russelman van de hooiberg afgesprongen (toen ik neerkwam zag ik pal naast me een riek met de tanden omhoog liggen). Toch was het niet allemaal koek en ei. Het valt niet te ontkennen dat ook op straat de contrasten van de jaren dertig zichtbaar wer den. Dat lag niet aan ons. Mijn broer en ik werden zeker niet bedol ven onder zakgeld en hoewel onze straat in de volksmond de ‘flu welen Westzijde’ werd genoemd, waren de huizen er tamelijk bescheiden - ‘urban villas’ zou men tegenwoordig zeggen, niet te vergelijken met de villa’s in Bloemendaal of Aerdenhout. Maar in de huisjes aan de paden begon gebrek te heersen. De mensen daar hadden nog een sekreet boven de sloot en ze kookten op oliestelle- tjes in plaats van op fornuizen. Wat er op tafel kwam was navenant: veel aardappelen met jus van uitgebakken kaantjes, die vanuit een diep bord met slechts een vork in de hand naar binnen werden geschrokt. Als ik aan de feestelijke manier dacht waarop wij thuis tafelden dan geneerde ik me. Ik geneerde me ook toen ik op een morgen met Arie en zijn werkloze vader meeging naar het stempellokaal. Ik herinner me de rijen werklozen die daar op tomatensoep stonden te wachten. Dat zijn ervaringen die je bijblijven. Mijn generatie is wel eens verwe ten dat we weinig idealistisch zijn geweest. Ik vind dat kletskoek. Als iets ons heeft gedreven dan was het om zulke taferelen voor altijd uit te bannen. Dat was misschien niet hoog gegrepen, maar het vereiste wel veel inzet en toewijding.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 40