36 de zaak naar de bliksem ging dan onenigheid te krijgen met mijn broer.” En Jan over Gerrit: “Kom niet aan mijn broer, de beste kerel die ik ken.” Ze zouden slechts eenmaal onenigheid met elkaar krij gen, nota bene toen ik aan Gerrit kwam. we t zelf met fie t< Op zev< kre< ten je v; tafe nen trek h om vor sch van sch mij lacl bot de kre ner Hij wet vo< het ten Maar voorlopig speelde mijn leven zich af in en rond mijn ouder lijk huis. Ik heb al verteld dat mijn vader en mijn moeder verrukt van elkaar waren. Samen waren ze het van ons. Een van mijn vroegste herinneringen is dat mijn broer Gerrit Jan werd geboren; ik was toen vier jaar. Ik stond beneden in de hal en mijn vader zei van boven aan de trap tegen me: “Je hebt een broertje gekregen. De ooievaar is net weg, maar hij vroeg nog naar je.” Ik was meteen ver guld, ik werd niet buitengesloten. Dat voelde ik mij evenmin toen Gerrit Jan bij mij op de kamer werd gelegd. Gerrit Jan had toenter tijd last van dauwworm en bronchitis en omdat mijn ouders tussen mij en hem een zoontje van twee maanden hadden verloren, waren ze extra voorzichtig geworden. Gerrit Jan gilde het ’s nachts soms uit van de jeuk en mijn moeder kwam dan om de paar uur verban den verwisselen. Half in slaap genoot ik mee van haar aanwezig heid. Het toeval wilde overigens dat ik degene zou worden die de remedie vond tegen Gerrit Jans huidkwaal. In Bergen zette ik hem een keer in een bolderwagen en nam hem mee naar het strand. Hij protesteerde, maar ik trok hem langzaam met wagen en al de zee in. Zeewater en buitenlucht bleken zijn eczeem te verhelpen. Mijn moeder was een mondaine verschijning - ik geloof dat alle jongens dat graag van hun moeder zeggen. Ze was een van de eer ste vrouwen in Nederland met een rijbewijs en reed al in 1934 in een rode Buick-twoseater met open kap. Als dochter van een klei ne Amsterdamse aannemer genoot ze van luxe. Ze was altijd uit stekend gekleed en omringde zich met mooie spullen, vooral antiek, dat ze samen met mijn vader bij Mak van Waay kocht. In ons huis hing beslist niet de spreuk: “Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen.” Toch bleef mijn moeder eenvoudig. Hoewel der Ma wii elk gel vo<

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 38