34
rej
ha
du
ge
en
let.
Ie/
P'
ell
.111
\e
m
en
n.
Bt
(v
Im
in
J
et
v
n
P
over oom Gerrit in omloop. Met zijn intensiteit was hij een onver
slaanbare vakman. Hij bezat het ‘boze oog’. In een stapel appel-
moesblikken kon hij het enige blik aanwijzen dat bedorven was en
hij wist bij binnenkomst in een winkel al of er mijt in een winkel
hak zat. Hij heeft deze gave zijn leven lang behouden, want toen hij
dik in de zeventig was stond hij een keer in de lift naast een juf
frouw die een kaartenbak in de handen had en de eerste kaart die
hij er ongevraagd uittrok, bleek een fout te bevatten. Het spreekt
vanzelf dat oom Gerrit geen gemakkelijke man was. Mijn vader
liep op gezette tijden door de fabriek en besprak na afloop in alle
rust met de afdelingschefs wat hem niet was bevallen. Oom Gerrit
hoefde daarentegen maar op het Ruyterveer, het pontje tussen de
West- en Oostzijde, te verschijnen of alle fabrieksarbeiders sloegen
alarm. Als hij ergens de pest over in had, gaf hij de eerste de beste
die hij zag de opdracht om een machine stil te zetten. En eens
kwam hij op hoge poten aanstormen om te achterhalen wie dege
ne was geweest die de honing uit de receptuur voor de ontbijtkoek
had weggelaten. Toen de verantwoordelijke werd genoemd, zei hij:
“Waar is hij? Ik schiet hem neer met mijn jachtgeweer.” Ook al
gebeurde er verder niets, iedereen zat een tijdlang in de rats, zeker
de betrokkene.
Oom Gerrit was een meester in het tegen elkaar uitspelen van
medewerkers en in kleine vernederende exercities. Op kantoor
vroeg hij ooit aan een beambte wie er op de stoel zat die vóór diens
bureau stond. Antwoord: “Niemand, die is voor bezoekers”, waar
op Gerrit zei: “Haal hem nu weg, anders zit er morgen iemand op.”
Ook controleerde hij ’s zaterdagsmiddags, als iedereen weg was, de
bureauladen van zijn medewerkers en hij vond dan altijd iets wat
voor deze of gene belastend was. Toch moet je zijn gedrag in het
licht van de tijd zien. Mijn vader en oom hoefden nog nauwelijks
te delegeren, waardoor ze geen hoogwaardige medewerkers nodig
hadden; ze konden die zelfs niet om zich heen velen. Daar komt bij
dat de omgang in het bedrijf uiterst gemoedelijk blééf. Mijn vader
werd Baas Jan genoemd, mijn oom Baas Gerrit. De Zaanse direct
heid zorgde ervoor dat zij vaak genoeg van repliek werden gediend.
Oom Gerrit waardeerde dat zelfs. Hij vertelde in de familiekring
/i
tl
|i
n
tt
ti