33 ischias gehad en was erg gevoelig voor kou; hij kon bij wijze van spreken nooit zonder overjas de straat op. Maar als hij in zijn stof jas door de tochtige fabriek liep, gebeurde er gek genoeg nooit wat. Hij kende er alle geluiden. Zat je bij hem op kantoor, wat in de vakanties weleens gebeurde, dan kon hij opkijken en zeggen: “Hé, de chocoladeconche staat stil.” Of hij hoorde dat een deegmachine uitviel, ergens in een hal. Als er iets gewijzigd werd in de geluidsor- kestratie merkte hij dat terstond. Wat dat betreft had hij iets van een dirigent, al bemoeide hij zich ook graag met de artikelen. Hij was zelfs bij uitstek een artikelenman. Hij legde je met plezier het verschil uit tussen Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse koffiebonen en kon je in alle rust op een mooie erwt wijzen die op een sorteer- tafel lag: “Kijk, dat is nou een mooie erwt.” Mijn vader leek het meest op mijn grootmoeder, dezelfde stoe re, hoekige bouw, hetzelfde blozende gezicht. Hij was tamelijk stil en gelijkmatig, op een driftexplosie na die eens in de zes jaar voor kwam. Hij hield veel rekening met mensen. Eerlijkheid ging bij hem boven alles, maar hij zei ook: “Toute la-verité n’est pas bon a dire.” Je moet op een bepaald moment kunnen zwijgen, want het is niet aardig om alles te spuien. Ik kan zeggen dat mijn broer en ik dat van hem hebben overgenomen, al kwamen bij mij de driftex- plosies iets vaker voor. Mijn oom Gerrit verschilde totaal van mijn vader. Oom Gerrit had flair en zei altijd onmiddellijk wat hij op zijn lever had. Fysiek had hij veel weg van mijn grootvader: het type van een Franse aris tocraat, een kaal hoofd met een scherp snorretje, ietwat dichtge knepen donkerblauwe ogen. Verder ging de gelijkenis met mijn grootvader niet, want oom Gerrit was nerveus en impulsief. Ter wijl mijn vader lang op een plan kon broeden, wilde mijn oom het stante pede uitgevoerd zien. Oom Gerrit had ook nooit iets anders aan zijn hoofd dan de zaak. Mijn vader was een enthousiast zeiler, maakte veel reizen naar het buitenland en vertoefde graag in ons vakantiehuis in Bergen. Oom Gerrit daarentegen bleef tijdens vakanties het liefst in Nederland en vond het heerlijk als het dan regende, zodat hij een smoesje had om naar de zaak terug te gaan. In tegenstelling tot mijn vader waren er nogal wat anekdotes

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 35