een bedrijf was, zei me daarentegen weinig. De stad wemelde van
de bekende namen. Naast ons woonde Verkade, verderop Honig,
Bruynzeel, Duyvis en De Wit. Het was dus helemaal niet raar dat
mijn naam op winkels en artikelen werd afgedrukt. Los daarvan
was het niet mijn naam, maar die van mijn grootvader. En zelfs dat
vervaagde al gauw: het werd de naam van een bedrijf dat buiten
mij en mijn grootvader om bestond. Ik kan urenlang over Albert
Heijn praten zonder associaties met mezelf te krijgen. Alleen ande
ren raken weleens in de war en beginnen dan te grinniken, wat me
ook herhaaldelijk overkomt als ik bij het opbellen “met Heijn” zeg.
Je hóórt de mensen denken: ‘Ha, leuk, een bekende, maar welke
Hein is het eigenlijk?’
De naam Albert Heijn was voor mij in eerste instantie verbon
den met het productiebedrijf en niet met de winkels. Mijn groot
vader had nooit een winkel willen vestigen in Zaandam, omdat
naar zijn zeggen een profeet in eigen land niet wordt geëerd. Uit
zo’n opmerking blijkt overigens dat mijn grootvader niet zomaar
een kruidenier was, maar wel degelijk pretenties had. Het zou tot
1925 duren voordat er in Zaandam een Albert Heijn kwam, twee
jaar voordat ik werd geboren. Hoewel die winkel vrij modern was,
viel hij in het niet bij het fabriekscomplex dat inmiddels aan de
Oostzijde was verrezen. Omdat mijn vader daarvan in 1924 de lei
ding had overgenomen van Johan Hille, die vaak ziek was, werd er
thuis meer over de fabriek dan over de winkels gepraat. En dat was
boeiend genoeg, want er werd aan de fabriek voortdurend vertim
merd en verbouwd. In 1920 was er een wijnbottelarij bijgekomen,
in 1925 een chocoladefabriek, en zelf heb ik de komst meegemaakt
van de beschuitfabriek in 1934, de gazeuselimonadefabriek in 1935
en de macaronifabriek in 1938. Op het laatst stond er een driehon
derd meter lang front van heerlijk geurende, maar sombere gebou
wen, met daar bovenop in lichtletters de naam Albert Heijn.
Ik ging als jongen graag naar het fabriekscomplex. Er werden
uiteraard dingen gemaakt die ik nogal lekker vond en ik kende
bijna alle chefs en meisjes die er werkten. Het complex bezat aller
lei gangetjes, tussenvertrekken en kelders, waardoor een buiten
staander onmiddellijk zou verdwalen. Het was uitgebouwd vol-
31