lijke lachsalvo’s na zelf daartoe de aanzet te geven. Ab zelf zit er tevreden bij. Zijn bijdrage aan het gesprek bestaat meestal uit wonderlijke observaties als: “Engelse mannen wassen hun haar slecht” en “je kunt beter niet vechten met een stinkdier, want zelfs als je wint dan blijf je nog stinken.” En is Leo Buhrs pre sent dan komen er weleens woorden uit zijn mond als ‘druistig’ en ‘groos’. Verder noemt hij achteloos namen van mensen die anderen vergeten zijn, want als zakenman weet hij altijd met wie hij van doen heeft gehad. Hoewel een man van weinig woorden, die zich door iedereen direct laat interrumperen, is hij het onbetwiste mid delpunt van het gezelschap. Hij kan iemand hartverwarmend aan kijken, maar is soms wat afwezig. Dan zit hij op een plannetje te broeden, wat in zijn geval doorgaans gaat over de vraag: hoe moet ik die en die met elkaar in contact brengen? Een manager gaat nooit verloren. Ab bezit in die hoedanigheid de bezetenheid en zuiverheid van een kunstenaar, en precies dit lijkt de basis te zijn van het gezag dat hij uitstraalt. Ik, de schrijver van dit boek, merk te dat ik zelfs al geboeid naar hem kon kijken als hij een boterham at. Toen ik dit boek af had, zei Monique: “Je hebt het geschreven alsof Abs leven voorbij is. Laat het eens lezen door een vrouw; zij zal begrijpen wat ik bedoel.” Maar één ochtend op Pudleston Court maakt al duidelijk dat Ab nog leeft. Hoe landelijk het ook is gele gen, de telefoon rinkelt er voortdurend en er zijn altijd gasten net gearriveerd of in aantocht, zodat je de indruk krijgt van een geheim hoofdkwartier, waar in de gelambriseerde hal, die tot aan het dak doorloopt, alleen voor het decor een haardvuur brandt. Los daar van: de lachsalvo’s die Ben aanzwengelt zijn zo oorverdovend, dat de gedachte aan een dooie boel niet in je opkomt. Er gebeuren trouwens merkwaardige dingen in de Heijn-resi- dentie. André de beveiligingsman pakt een boeket bloemen op dat abusievelijk bij de poort is neergelegd en geeft het aan Dennis, waarna ze samen doen alsof ze zojuist met elkaar zijn getrouwd, wat alleen van Dennis begrijpelijk zou zijn. Een andere keert loeit Dennis, die verder de ingetogenheid zelve is, als een spook achter een deur, om iemand (mrs. Bouquet) uitsluitsel te geven over de 252

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 270