elkaar een manier moeten zien te vinden om de gebundelde erva
ring van de ene generatie aan de andere door te geven - als bagage,
niet als ballast.
Bij Ahold speelde dit misschien sterker dan elders, omdat de
familie Heijn zo’n zware erfenis had nagelaten. Natuurlijk waren er
bij mijn vertrek stemmen opgegaan dat Ahold zonder Heijnen aan
de top nooit iets kon worden. Gerrit Jan en ik hebben dat altijd be
streden, sterker nog, we hebben gezegd dat het onze schuld zou zijn
als het na ons slecht ging. Wat dat betreft hadden wij alle vertrou
wen, maar onze opvolgers hadden dat niet, althans niet ten opzich
te van mij. Voor een deel was dat begrijpelijk. In 1993 kreeg Ahold
in de Ridderzaal in Den Haag de Koning Willem i-prijs uitgereikt
en ik herinner me dat prins Claus, minister-president Lubbers en
bankpresident Duisenberg daar onevenredig veel aandacht aan
mij schonken. Dat was onplezierig voor Van der Hoeven, die net
president was geworden. Bij volgende gelegenheden hield ik mij
meer op de achtergrond, al had dat zelden effect, want de mensen
zochten mij op. Zo werkt dat in een bedrijf dat door een familie is
gegrondvest.
Hoe diep de onvrede bij het Ahold-bestuur hierover was, kwam
aan het licht toen wij als familie onze aandelen wilden afstoten. Na
de dood van oom Gerrit in 1984 hadden zijn nakomelingen samen
met de staken van Gerrit Jan en mij een fonds opgericht, waarin
alle Ahold-aandelen waren ondergebracht die nog in de familie
zaten. Dit had fiscale redenen, want Ahold keerde tot 1987 nau
welijks stockdividend uit, zodat we telkens voor fikse bedragen
werden aangeslagen. Daarnaast vonden we het als familie leuk om
onze aandelen in een gezamenlijke pot te hebben; niet voor niets
tooiden we ons met de naam Het Weerpad b vnaar de plek waar
het indertijd allemaal begonnen is. Om de waarheid te spreken was
ook de belegging als zodanig voornamelijk door emotionele over
wegingen ingegeven, want onder Gerrit Jan en mij was Ahold
beslist karig met dividend. Met mijn broer heb ik het er weleens
over gehad of we, gezien ons eigen beleid, niet beter onze eieren in
andere mandjes konden stoppen; onze bankier, mr. Greidanus van
Mees Hope, raadde ons dat ook aan. We deden het niet, omdat