rika wilde werken; in elk geval bleef hij weg, ondanks aandringen van Coca-Cola. Hij zat daarna een tijd bij Mees Hope en tno en kwam begin jaren tachtig bij Gerrit Jan met de vraag of er bij Ahold kansen voor hem lagen. Het nare was dat wij neef Albert moesten beoordelen naar maatstaven, waarnaar wij zelf nooit beoordeeld zijn. Maar we vonden oprecht dat hij niet geschikt was voor Ahold. Hij had zijn werk altijd behoorlijk gedaan, hij was intelligent, aar dig, eerlijk, maar hij had nergens een directeurspost gehaald. En wat ons betreft moest een Heijn, zeker als hij een naamdrager was, minstens de potentie hebben om naar de raad van bestuur door te stoten; een plaats in de middenmoot zou voor hem een bezoeking hebben betekend. We zeiden dus “nee” tegen neef Albert, al voel den we ons een stel boemannen toen we dat deden. De afwijzing van neef Albert gaf een behoorlijke schok binnen de familie. Oom Gerrit verweet me dat we zijn zoon niet het voor deel van de twijfel gunden, en ik moest hem uitleggen dat het in de tegenwoordige tijd niet automatisch een pre was als je als Heijn het bedrijf kwam binnenwandelen. Oom Gerrit, voor wie de Heijn- dynastie wél heilig was, overleed kort daarop, al kan dat heel goed door ouderdom zijn veroorzaakt, want hij was op dat moment 89 jaar. Neef Albert veranderde zijn leven diepgaand: hij ging in de kunsthandel. Oom Gerrits andere zoon, Oscar, die zeker talent voor de detailhandel had - hij heeft bijvoorbeeld het idee voor het ah-Vaste Klantenfonds geleverd, waarin nu bijna vierhonderd miljoen gulden zit -, kwam in dezelfde tijd tot de conclusie dat hij niet iemand was voor een groot bedrijf en zocht zijn weg in de beleggingswereld. En dan mijn eigen zoon Ab. Die had al in een vroeg stadium aangegeven dat hij dierenarts wenste te worden. Ik kon daarop alleen de boodschap herhalen die mijn vader voor mij had gehad: “Beter een goeie dierenarts dan een slechte kruidenier.” Natuurlijk vond ik het jammer dat hij niet voor het bedrijf koos, maar ik voelde me voor hem ook opgelucht. Had hij daar wel een eerlijke kans gekregen? Waar Gerrit Jan en ik louter plezier van onze naam hebben gehad, lijkt het nu soms alsof er een straf op staat. 230

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 248