bedrijf wordt door dit soort spelletjes veroorzaakt, niet door het werk zelf. Als erfopvolger heb je daar geen last van, want je carriè re wordt voor jou bepaald. Ik heb me in mijn betere momenten vaak afgevraagd of ik bereikt had wat ik heb bereikt als ik een ande re achtergrond had gehad. Het antwoord daarop zal ik nooit te weten komen, maar ik denk dat het voor het Ahold niet slecht is geweest dat mijn broer en ik ons uitsluitend op het bedrijf hoefden te concentreren. Toch had het ook anders kunnen uitpakken. Een van de redenen waarom wij het als familie meer dan honderd jaar hebben uitge houden is dat wij nooit een strijd tussen neven hebben gekend. Oom Gerrit, die twee jaar ouder was dan mijn vader, kreeg pas heel laat zonen. Zijn eerste vrouw, Kathe Stahle, beviel van twee doch ters, voordat ze in de bevalling van een levenloze zoon bleef; en zijn tweede vrouw, Catharina Bachigaloupi Tourniaire, beviel eerst van drie dochters en daarna van twee zonen: Albert (1943) en Oscar (1949). Toen neef Albert werd geboren, was ik bijna zeventien, zodat we elkaar nooit voor de voeten konden lopen. Jarenlang heb ik ook gedacht: tegen de tijd dat ik met pensioen ga, is mijn neef achter in de veertig; de opvolging is al geregeld. Maar nee. Oom Gerrit vond het al heel vervelend dat zijn zonen later aan de beurt kwamen dan Gerrit Jan en ik en hij wilde dat goedmaken door zijn zonen een intensieve training te geven. Vooral Albert was zijn doelwit. Mijn neef kreeg bij alles wat hij deed te horen dat het beter, sneller en dieper moest. Op school hoorden zevens achten te zijn, hoewel oom Gerrits eigen leerprestaties nooit geweldig waren geweest. Geregeld troonde hij mijn neef mee naar de zaak, waar hij hem aanschouwelijk onderricht gaf door op alles en iedereen te vitten en de loftrompet over zichzelf te steken. Neef Albert werd hier onzeker van, te meer daar zijn moeder een heel andere invloed had. Zijn moeder was een dochter van de destijds vermaarde toneelspeler Oscar Tourniaire en werd niet geplaagd door het gebod: ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.’ Ze was een wonder van gevoeligheid. Mijn moeder vertelde dat je altijd aan haar kon zien welk boek ze het laatst had gelezen: ze heeft zowat alle vrouwelijke helden uit de wereldliteratuur verbeeld. Daarnaast 228

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 246