bedrijf gekomen. Los daarvan heb ik bij zoveel familiebedrijven kift en onkunde gezien dat een familiebedrijf voor mij niet de hoogste norm vertegenwoordigt. Zolang ze klein zijn en in de opbouwfase zitten, zijn ze fantastisch, maar daarna kun je in negen van de tien gevallen wachten op de brokken die komen. De volks wijsheid wil niet voor niets dat je eerst een generatie van wervers, dan van ervers en ten slotte van dervers hebt. Daarin zit de sugges tie dat de derde generatie door de weelde verpest is geraakt, maar daar ben ik het niet mee eens. In familiebedrijven krijg je gaande weg een andere psychologische situatie. De oprichter geeft zijn zaak meestal door aan twee of drie zonen, die goed kunnen samen werken omdat hun onderlinge rangorde vastligt en thuis alles in het teken van het bedrijf heeft gestaan. Dan komt de derde genera tie. Het begint er al mee dat dat geen broers zijn maar neven, die in verschillende nesten zijn grootgebracht. Hun rangorde is een lasti ge zaak, want wie moet de leiding krijgen? De zoon van de oudste broer, de eerstgeborene, de knapste? Wat het nog ingewikkelder maakt is dat deze generatie doorgaans veel groter is: zes tot negen man is normaal. Enkelen van hen zullen teleurgesteld moeten wor den en daarmee heb je theoretisch de ellende in huis gehaald, want de kans is groot dat zij ooit wraak zullen nemen. Het is heel moei lijk om een tevreden afdelingschef in je eigen familiebedrijf te blij ven. Om geen misverstand te wekken: ik ben niet tegen erfopvolging, al was het maar omdat ik er zelf van heb geprofiteerd. Als het de juiste mensen treft, kan erfopvolging zelfs voordelen bieden. Als lid van de oprichtersfamilie straal je toch iets extra’s uit: iedereen wil graag met jou te maken hebben. Daardoor heb je meer gezag en kun je je meer veroorloven. Een gemeenheidje: van alle mensen in het bedrijf wordt verwacht dat ze zich te allen tijde beheersen, maar een lid van de familie mag nu en dan uit elkaar knallen, wat heilzaam kan werken als de desinteresse toeslaat. Je hoeft ook niet te kuipen en te vleien. Op bedrijfsrecepties, waar mijn lol al in de vestiaire begint, zie je mensen vaak gespannen om zich heen loeren om te achterhalen wie ze kunnen negeren en wie ze moeten groe ten, in allerlei graden van toeschietelijkheid. Veel stress in het IT]

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 245