1
erom een relatie met de fabrikanten aan te knopen, in de hoop
gezamenlijk besparingen te verwezenlijken. Dat zowel era als
a m s tot nog toe niet heeft gebracht wat ervan was verwacht, is hier
even van minder belang. Wel van belang is wat er met onze Duitse
deelnamekandidaat gebeurde: Asko. Dit bedrijf wilde eigenlijk met
era meedoen, maar werd door Casino vooralsnog geweerd, om
dat Asko een band had met een andere Franse keten, wat Casino
vervelend vond. Er werd afgesproken dat Asko eerst een jaar met
a m s zou meedraaien en daarna mocht toetreden tot het exclusie
ve era. Op 10 juli 1989 dronken Pierre Everaert en ik hierop een
glas champagne bij Asko in Saarbrücken, niet wetend wat ons nog
boven het hoofd hing.
Asko werd geleid door Helmuth Wagner, met als secondant Fred
Lachotzki, die vroeger bij ons had gezeten. Op beiden was ik niet
gesteld. Ik heb niets tegen Duitsers, maar Wagner is zo’n man van
wie je je voortdurend afvraagt waar hij in de oorlog heeft uit
gehangen en Lachotzki is een supersnelle jongen die altijd heeft
gemaakt dat hij ergens wegkwam voordat het echt moeilijk werd.
Wat wilde het geval? Nadat we uit Saarbrücken waren vertrokken
kregen we van Lachotzki te horen dat Asko toen al enkele dagen de
Ahold-aandelen van Fentener van Vlissingen in eigendom had.
Wij waren dus voor de tweede keer bij de neus genomen. Maar bij
Paul Fentener van Vlissingen ging het om het einde van een ver
bintenis en bij Asko stonden we nog aan het begin daarvan.
Mijn reactie was: “Met die onbetrouwbare van Asko willen
wij niets meer te maken hebben.” Lachotzki verklaarde daarop
grijnzend dat Ahold wel tot onderhandelingen gedwongen was,
want Asko had inmiddels door beursaankopen haar belang in ons
vergroot tot veertien procent en wilde dat nog uitbouwen. Het ene
moment sta je met een paar kerels een glas champagne te drinken
en het volgende moment proberen ze je in je nek te bijten. Lachotz
ki hield er klaarblijkelijk geen rekening mee dat wij een Stichting
Ahold Continuïteit achter de hand hadden, waarmee we ons kon
den beschermen tegen zo’n aanval. Op 29 augustus 1989, twee
dagen voor mijn aftreden als president, plaatste de Stichting meer
dan 100.000 preferente aandelen, waarmee het aantal stemmen op
225