die tijd bestookt door raiders die het onroerend goed eruit wilden plukken en het operatieve gedeelte van het bedrijf doorverkopen. Richard Bogomolny, hij zat met mij in het bestuur van het Food Marketing Institute, had op een gegeven moment besloten het bedrijf zelfs van de beurs te halen. Hij vroeg ons daarbij te helpen, maar omdat wij slechts een deelbelang kregen aangeboden, wezen we dat af. Vervolgens ging Bogomolny op dezelfde manier te werk als de raiders: hij en zijn managementteam kochten het bedrijf uit met behulp van junk bonds, die een rente van achttien procent vroegen. Daarmee was zijn geldbron meteen uitgeput, hoewel het bedrijf juist om investeringen schreeuwde vanwege de heftige con currentie die het werd aangedaan door bijvoorbeeld K-Mart en Wallmart. We kruisten Bogomolny’s pad andermaal, toen hij, in een poging om een brand met brand te blussen, Grand Union wilde overnemen. Grand Union was drie keer zo groot als First National, maar in de financiële dynamiek die met de aankoop ervan zou ont staan, kon Bogomolny wellicht zijn eigen lasten verlichten. Nu hadden ook wij een oogje op Grand Union en het was onze geza menlijke bank, Lazerd-Frères, die ons aan elkaar koppelde. Samen deden we een bod op Grand Union, wat niet werd geaccepteerd, en daarna verwaterde het contact, totdat we op Zwarte Maandag aan hen moesten denken. Everaert ging naar Bogomolny in Cleveland en zei: “We like you.” Voor Bogomolny en zijn staf moeten wij als een geschenk uit de hemel zijn gekomen. First National telde tien duizend werknemers en 120 winkels, goed voor een omzet van ruim anderhalf miljard dollar, maar het hoofdkantoor bestond uit een loods zonder ramen. Al het geld ging in de winkels zitten en dat was nog niet genoeg om die winkels er perfect uit te laten zien. Het bericht dat wij per 6 januari 1988 First National overnamen, werd dan ook door de medewerkers met een staande ovatie begroet. Maar voor onszelf had die overeenkomst eveneens zin. Via Ahold Financierings Maatschappij op Curasao kon Van der Hoe ven de schulden van First National saneren en door een som van 150 miljoen dollar te betalen konden we in één keer onze Ameri kaanse activiteiten verdubbelen. We voelden ons verwant met First 220

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 238