I deld. Gerrit Jan vertelde: “Godfried denkt dat hij rechts van Onze Lieve Heer zit, de familie denkt dat hij op de plaats van Onze Lieve Heer zelf zit en in een zwakke bui denkt Godfried dat ook.” Ik zou in zo’n sfeer niet kunnen werken. Toch kun je de familie niet ver wijten dat ze zich sektarisch gedragen (al zijn ze te beschouwen als de laatste representanten van het Rijke Roomsche Leven: ze schen ken veel geld aan de kerk)Ze behandelen hun personeel goed en ze hebben zo’n perfect gevoel voor hun klanten dat elke c&a in het buitenland - en ze zitten tot in Brazilië en Japan - wordt ervaren als een lokaal bedrijf. Voor mij persoonlijk was vooral hun over steek naar Amerika in 1963 een inspirerend voorbeeld. Ik geloof dat ze de eerste Europeanen waren die dat aandurfden. c&a is onder de grote bedrijven een uitzondering, en dat moet maar zo blijven. Familieoverheersing, in allerlei varianten, komt daarentegen nog dikwijls voor. In mijn vak heb je het Duitse Ten- gelmann, dat de nummer één in de wereld is sinds ze de meerder heid in a&p hebben verworven. Tengelmann heeft echter een ‘Geschaftsführende Inhaber’ en publiceert regelmatig jaarcijfers. Hetzelfde doet de shv, dat verder nog een echt bastion van de familie Fentener van Vlissingen vormt. Een randgeval is Heineken, dat door buitenstaanders wordt bestuurd maar waarvan een fami- liestichting tot op de dag van vandaag 51 procent bezit. Al deze bedrijven hebben gemeen dat ze hun groei uit hun eigen kasstroom hebben kunnen bekostigen; en nu zijn ze zo groot dat ze nooit meer vreemd geld nodig hebben (aangenomen dat de fami lieleden hun vermogen in het bedrijf laten zitten). Zo’n situatie kan heel prettig zijn, want je hoeft niemand rekening en verant woording af te leggen. Als het een jaar slecht gaat, stel je, ik noem maar wat, de bouw van een distributiecentrum uit; geen haan die ernaar kraait. Dit heeft natuurlijk het nadeel dat je in dat jaar niet kunt expanderen. Een aantal van die jaren en je loopt achterstand op. Hoeveel familiebedrijven zijn er niet verloren gegaan, omdat ze in de spaarzame traditie van hun voorvaderen wilden doorwerken en de noodzaak tot groei niet eens hebben ingezien? Er bestaat geen universele theorie die je kan vertellen wat beter is: zelffinanciering of externe financiering. Het is in wezen een 218

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 236