van het ultimatum draaglijker was geworden. Hank en de kinderen
konden eindelijk naar huis en dat gaf iedereen lucht. Hank is ook
heel lang bezig geweest met het plaatsen van mini-advertenties die
alleen Gerrit Jan zou begrijpen, voor het geval hij kranten onder
ogen kreeg.
Begin april 1988, zeven maanden na het begin van de verdwij
ning, werden Olga en ik gevraagd om bij Peter van Dun thuis te
komen, waar commissaris Brinkman van de Bloemendaalse politie
ons iets moest meedelen. Ik had al gehoord dat er sinds half janu
ari nu en dan biljetten uit het losgeld boven tafel kwamen en dat de
herkomst daarvan na veel recherchewerk was bepaald op een slij
terij van Dirk van den Broek in Amsterdam-Noord. Sinds een week
of zes werd ook een werkloze ingenieur uit Landsmeer gevolgd, in
de hoop dat hij de politie naar zijn handlangers zou leiden. Voor
een ontvoering, met de bewaking die daarbij hoort, zijn immers
meer daders nodig, en het profiel dat gedragswetenschappers had
den opgesteld sprak zelfs van vijf daders.
Commissaris Brinkman vertelde ons dat de ingenieur alles in
zijn eentje had gedaan en dat Gerrit Jan op de eerste dag van de
ontvoering was vermoord en in de bossen van Renkum was be
graven. Ik reageerde moe en gelaten. Olga en ik zijn wat gaan wan
delen, geloof ik. En meteen daarna begonnen de noodzakelijke
voorbereidingen voor de crematie van Gerrit Jan. Dat werd een
aangrijpende gebeurtenis. Er werd door diverse mensen warm en
waardig gesproken. Ook ikzelf hield me goed, want ik kan geluid
loos huilen. De emoties kwamen los toen Tonny Eyk, een vriend
van Gerrit Jan, met zijn band ging spelen. Wie heeft ooit een pia
nist huilend achter een piano zien zitten en tranen zien lopen over
de bolle wangen van een trompettist? Mensen die altijd de vrolijk
heid zelf zijn... Gerrit Jan was voor mij vooral aanwezig zoals hij
aan het eind van de familiereünie met een zwierig handgebaar
afscheid nam. “Tot ziens.”
214