ft i: regende stond ik met een ah-paraplu klaar. Ik zei: “Majesteit, ik wil u deze paraplu graag overhandigen, maar dan moet u wel een beetje reclame voor ons lopen.” “Meneer Heijn,” zei de koningin stralend, “vandaag doe ik alles voor u.” Bij de opening van het huis speelde natuurlijk een harmonie en ik heb tijdens dat jaar heel wat harmonieën horen spelen. In maart mocht ik de eerste paal slaan voor een Oostzaanse boerderij in de Zaanse Schans, die door onze relaties werd bijeengespaard. Muziek! In mei knipte ik in Almere samen met vertegenwoordigers van drie generaties klanten het lint door van onze vijfhonderdste supermarkt. Muziek! Bij de jaarlijkse diesviering van het manage ment kwam de Oostzaanse harmonie, waarin mijn grootvader nog de kornet heeft gevoerd, een serenade brengen. En Gerrit Jan open de een door ons geschonken overblijfplaats en een biologisch les centrum bij de Zaanse Kinderboerderij. (“Een, twee, zeven,” zei hij toen hij het doek voor de naam wegtrok.) Muziek! Natuurlijk zaten er ook ingetogen onderdelen in het feestpro gramma. We belegden een congres voor ondernemingsraden, Zicht op Zeggenschap geheten. We organiseerden in het nint een tentoonstelling over de streepjescode: ‘In de greep van de streep’. En aan de Universiteit van Nijenrode werd Wim van der Ster als eerste Nederlandse hoogleraar Distributiekunde geïnstalleerd. Wij hadden hiervoor een aparte Albert Heijn-leerstoel in het leven geroepen, een hartewens van mij, want ik ergerde me altijd aan het feit dat in Nederland de detailhandel nooit een hoogleraarschap waardig was geacht. Over waardering hadden we anderzijds niet te klagen. In het Provinciehuis van Noord-Holland kregen wij van de commissaris van de koningin te horen dat Ahold zich voortaan ‘Koninklijk’ mocht noemen. Het is met zo’n predikaat als met een lintje: je kunt zonder lintje heel goed leven, maar als je het krijgt ben je verrast hoeveel het je doet, een soort dubbel plezier. Alleen Albert Heijn had een beetje de pé in, omdat de winkels na enige tijd hun ‘hofleverancierschap’ moesten inleveren. Maar een koninklijk bedrijf kan geen hofleverancier zijn. Muziek, in allerlei soorten, was er weer tijdens dertien ontvang sten die we onze medewerkers, gepensioneerden en relaties bereid- 204 lifj*

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 222