196 We begonnen met saneren. Van Simon de Wit hadden we een serie kampwinkels overgehouden plus een paar eenvoudige vakantie parken, die wij Ostara noemden. Beide verdwenen via een ma nagement buy-out. Het enige wat nog aan Simon de Wit herinner de waren enkele grenswinkels van Ter Huurne, maar met een klandizie van voornamelijk Duitse koopjesjagers, die met bus ladingen tegelijk werden aangevoerd, behoorden ze tot de best lopende zaken van het concern. Ik kwam graag bij Ter Huurne. Ook Miro moest eraan geloven. Wat hebben we niet geprobeerd om die hypermarkten gezond te maken! Het probleem was dat ze vrij klein waren, waardoor we onze leveranciers onvoldoende onder druk konden zetten om echt voordelige prijzen te bedingen. En dat was wel nodig, want de klanten kwamen op weg naar ons achtige financiële kennis, gewend om met grote bedragen om te gaan (op dertigjarige leeftijd tekende Van der Hoeven als directeur van de n a m waar hij namens Shell zat, al cheques van een miljard gulden) en voor de rest: golfen. Toch was Van der Hoeven heel ambitieus en betrokken; zijn affiniteit met de detailhandel was waarschijnlijk afkomstig uit de juwelierszaak die zijn vader op Curasao had gehad. Met Everaert en Van der Hoeven binnen de gelederen verander de de sfeer binnen de raad van bestuur. Tijdens de lunches stond op tafel ineens een fles bourgogne naast de traditionele melkkan en als gespreksstof dienden onderwerpen als ‘multicurrency syndi cated revolving credit arrangements’. We maakten met z’n allen een omslag naar een moderner Ahold. De structuren, verantwoor delijkheden en doelen werden duidelijker omschreven en de hol ding stootte allerlei operationele activiteiten af om zich uitsluitend bezig te houden met strategische kwesties en de begeleiding van het management. Verder gingen we naar de geest van de tijd meer letten op winstgevendheid, wat ook kón, omdat de oliecrises waren uitgeraasd en de conjunctuur eindelijk weer aantrok.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 214