193 der te laag dan te hoog, maar ik was wel te zwaar. Met een dieet van dr. Tarnauer werd ik in een mum van tijd twintig kilo lichter. Alleen als ik heel moe was kreeg ik soms last met praten, maar ik was nooit moe, ik zat juist boordevol energie. Om kort te gaan, ik leerde een andere vrouw kennen. Olga van der Poel was ongeveer even oud als Loes, eind dertig. Ze had in Leiden rechten gestudeerd en was daarna adjunct-secretaris bij het c b l geworden. Ik weet niet wie haar toen naar Ahold heeft gehaald, waar ze zich om consumentenzaken bekommerde en geleidelijk opklom tot directeur Communicatie. Die post paste haar, want ze had gevoel voor klanten en was heel verfijnd in de omgang. Tijdens haar directeurschap hadden Olga en ik natuurlijk dagelijks contact. Zij was vriendelijk en afstandelijk, en kon zich moeilijk binden, maar er bloeide plotseling iets tussen ons op. Ik heb vaker gemerkt dat mensen die verliefd worden terugkeren naar het geheimzinnige gedoe uit hun puberteit en bij ons was dat niet anders, al ging dat ten koste van Loes. Ach, Loes. Zij voelde zelf dat ons huwelijk niet geweldig was en kreeg daarbij nog de teleurstelling te verwerken dat zij ondanks alle inspanningen niet eens de top van de Noordhollandse Ruiterver- eniging haalde. Toen ik over een scheiding begon, stortte haar wereld helemaal in, en ik had dat niet in de gaten. We kochten een huis voor haar in Zandvoort, waar ze na een verbouwing in zou trekken. Ik moest in die dagen voor een congres naar Oostenrijk en vlak voor mijn vertrek hadden we op Woestduyn een heel redelijk gesprek, waarbij we nog hebben gelachen. Ik wist dat ze een som bere inslag had, maar hoeveel rekening moet je daarmee houden? Wat ik helemaal niet had verwacht, was dat een informele vrouw als zij, die lak aan status had, een scheiding blijkbaar onverteerbaar vond. Ik denk opeens aan mijn moeder, die op haar drieëntachtig ste is overleden en twintig jaar zonder mijn vader is geweest. Wat er ook gebeurde, mijn moeder was altijd goedgehumeurd. Kreeg ze een kopje koffie, dan zei ze: “Ha fijn, een kopje koffie.” Een stukje worst begroette ze met de woorden: “Heerlijk, worst.” Ze kneep je regelmatig in je arm en zei: “Hé, jongen.” Pure blijdschap om het bestaan. Het ene vogeltje fluit de hele dag, het andere zit neerslach tig voor zich uit te staren.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 211