189
appelmoes is, terwijl Gouda-kaas daarentegen best uit Frankrijk
kan komen. Al deze ongelukjes liggen echter niet aan Brussel, maar
zijn het gevolg van trage reacties in de landen die ze aangingen -
daar zit de bureaucratie.
De mooiste herinneringen in internationaal verband bewaar ik
aan het werk ten behoeve van de automatisering, scanning voorop.
Eind jaren zestig was er een bijeenkomst van het f m i in hotel Bur
gerstock bij Luzern, waar een inleiding werd gehouden over iets
wat het Bartell Institute uit Boston had ontwikkeld. Het ging om
een streepjescode op artikelen die met behulp van een laserstraal
op een elektronische kassa kon worden ontcijferd. Ik wist meteen:
dit is het. Met zo’n systeem zou het werk van de caissières minder
zwaar worden en zouden ze ook geen foute aanslagen meer kun
nen maken, een begrijpelijke maar irritante plaag. Bovendien
kreeg je als kruidenier van minuut tot minuut een overzicht van
wat er door je zaak ging, zodat je je planning beter kon afstellen.
Ook zou je het systeem kunnen gebruiken als basis voor je bestel
lingen, wat toen nog niet eens aan de orde was. Het systeem had
zelfs voor de klanten voordelen, want de oude kassa’s produceer
den slechts beschamende telstrookjes, terwijl je met een elektroni
sche kassa volwaardige rekeningen met de artikelen en hun prijs
kon laten afdrukken.
Tijdens de inleiding in hotel Burgerstock keek ik naar Art Niel
sen van het gelijknamige omzetcalculeringsbureau en dacht: ‘Jij zal
wel schrikken.’ Maar Nielsen zat er onbewogen bij, alsof het zijn
tijd wel zou duren. Dat gold voor de meeste mensen. Niettemin
kwam de ontwikkeling van de streepjescode snel op gang. Voor
zo’n code moesten handel en industrie samenwerken en in Ameri
ka was men daarmee het eerst klaar. Men had elk artikel een soort
telefoonnummer van twaalf getallen gegeven, in de vorm van
zwarte en witte balkjes die varieerden in dikte en onderlinge
afstand. Het bezwaar van die code was dat hij te weinig capaciteit
had om mondiaal te kunnen worden gebruikt. Daarom ontwier-