i
l
178
Ik ben, geloof ik, behoorlijk nostalgisch. Ik ben nog steeds direc
teur - mooie titel voor een lidmaatschap - van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen, die veel historisch onderzoek
subsidieert en ik heb me intensief bemoeid met de vereniging De
met wat snacks of boterhammen, maar daarnaast genieten ze van
goedverzorgde dineetjes. Eén enkel iemand kan zowel een fijn
proever als een vreetbeer zijn en een dieethouder bovendien.
Het hoge welvaartspeil speelt hierbij natuurlijk een bepalende
rol. Voor mijn grootvader gold: “Arm en rijk kunnen bij mij hun
inkopen doen.” Dat was een revolutionaire slogan, want de maat
schappij kende toen twee klassen: zij die meer eten dan honger
hadden en zij die meer honger dan eten hadden (aldus een Franse
schrijver, wiens naam mij is ontschoten). Die klassen kwamen ook
nooit in een en dezelfde winkel. Vandaag de dag zijn begrippen als
‘arm en rijk’ van veel minder belang. Natuurlijk bestaat er nog sno
bisme rond levensmiddelen. Zo schijnen mensen wel te zeggen: “Ik
ga naar Albert Heijn,” maar als het om een andere keten gaat zeg
gen ze liever: “Ik ga naar de supermarkt.” En in de winkels komen
wij op de gekste plekken grote biefstukken tegen, die daar zijn
neergelegd door vrouwen die zich bij de slager tegenover wachten
de vriendinnen niet wilden laten kennen. Maar toch zijn levens
middelen over het algemeen zo goedkoop geworden dat ze niet
langer iemands status dienen. De yup gaat rustig op zoek naar de
voordeligste merken, terwijl de bijstandsmoeder relatief dure
kant-en-klaar-maaltijden op tafel zet. Je ziet zelfs dat mensen bin
nen hun gezin hun eigen voorkeuren gaan volgen: wij verkopen al
bijna evenveel eenpersoonstoetjes als literpakken gezinspudding.
Het gevaar van overvloed ligt daarbij voortdurend op de loer, en
ook dat is een recent verschijnsel. ‘Let op vet’ - een kreet die bij
onze voorouders nog een verlekkerde uitdrukking op het gezicht
teweeg zou hebben gebracht, is voor ons een duidelijke waarschu
wing geworden.