174 Een minder prettige episode maakte ikzelf door. Ik heb al verteld dat de familiesfeer in het concern verminderde. We waren tijdens de jaren zeventig in omzet gegroeid van één miljard gulden naar zes miljard gulden en in personeelsaantal Van 10.000 naar 40.000. Het concern telde nu meer dan dertig dochterondernemingen, tegen acht aan het begin van het decennium. Bij al die dochters jaren getransformeerd tot gewone Simons en stootten we de Net- tomarkten geleidelijk af. Maar ook de gewone Simons liepen nog steeds niet goed. We tuigden ze daarom weer op tot gezellige buurtwinkels, met een keur aan verswaren. Hiermee kwamen ze weer in het kielzog van de ah-supermarkten terecht. Achteraf hadden we Simon de Wit beter direct kunnen integreren, zoals we ook met Etos hebben gedaan. De kruidenierswinkels van Etos hebben we omgezet in Albert Heijns en Simons; alleen de Etos-drogisterijen zijn onder eigen vlag verder gegaan en vormen nu een keten van meer dan tweehonderd winkels en een omzet van driehonderd miljoen. Simon wilden we daarentegen handhaven om niet als slokop te worden betiteld. Tegelijk behielden we bestuurlijk te weinig af stand, wat ook moeilijk zou zijn geweest omdat het een stadsge noot betrof. Je komt dan op een gegeven moment in de verleiding beide bedrijven op een weegschaaltje te zetten. Albert Heijn scoor de per vierkante meter een jaaromzet van 15.000 gulden, Simon van 13.000 gulden. Het is mogelijk dat dat kwam doordat Albert Heijn via interne kanalen, denk aan financiële steun en aan de toe bedeling van locaties, bevoordeeld werd, maar het was wel een feit waar wij niet omheen konden. We hakten de knoop door: Simon werd op 18 november 1981 opgeheven; de honderd winkels werden verdeeld over Albert Heijn, Etos en Alberto. Omdat we ons bij de overname hadden verplicht het bedrijf in stand te houden, is dit een van de zwaarste beslissingen van de raad van bestuur geweest, al hoefden we niemand te ontslaan.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 192