III ons veranderden, al kwam dat ook doordat we nieuwe managers kregen. Mijn jeugdvriend Wimab Eggers was eind jaren zestig opgestapt, omdat hij geen zin had op het pensioen van Hilco Gla zenburg te wachten, wat in 1975 plaatsvond. In dezelfde periode werd Legerstee ziek. Ter vervanging van Legerstee kwam de Zweed Fritz Ahlqvist, die in Nederland voor Mölnlycke een dochterbe drijf had opgezet. Ahlqvist was voorgedragen door een headhun tersbureau en langs deze weg zouden we een serie mensen binnen halen: van s h v Peter van Dun voor personeelszaken, van Intradal Leon Coren voor financiën en van Mölnlycke Rob Zwartendijk voor produktie. De tijd was voorbij dat we via ons eigen netwerk bij concurrenten konden ronselen, wat iets zegt over die concur renten maar ook over ons: we kregen nu mensen in huis die nooit met het oude familiebedrijf in contact waren geweest. Omdat Ger rit Jan en ik omgekeerd het idee van het oude familiebedrijf niet benadrukten, werd dat idee sneller aangetast dan we hadden gedacht. Dat sprak vooral op het tweede echelon. Wij waren nooit popu lair geweest bij academici, maar nu diende een voorhoede onder hen zich aan, die de sociale en commerciële kant van het groot winkelbedrijf had ontdekt. Mensen als Krijn Dorsman, Fred Lachotzki, Olga van der Poel, Wim van der Ster, Erik Verkade en Peter van Wissen moesten daarvoor nog geringschattende opmer kingen van familie en vrienden (“Ik dacht dat jij goed kon leren”) trotseren en zij waren er dan ook op gebrand om te bewijzen dat de detailhandel een eigen waarde had. Twee van hen, Wim van der Ster en Peter van Wissen, zouden in 1978 voor de eerste Neder landstalige inleiding in het vak zorgen: Marketing Detailhandel, waarin zij uitgebreid stilstonden bij de drie p’s die voor ons van belang zijn: ‘presentatie’, ‘personeel’ en ‘physieke distributie’. Met deze jonge honden in ons midden konden we de emancipatie van het kruideniersvak voltooien. 166

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 184