De harmonie van mijn grootvader
1
1
Grootvader Albert Heijn zie ik voor me als een kleine, stemmig
geklede man, met een intrigerende zwarte vlek onder zijn linker
oog vanwege een auto-ongeluk dat hij had gehad. Hij was een beet
je afwezig als je met hem sprak, maar wel goed gehumeurd: een
vriendelijke oude baas, die in gezelschap nog het meest van zijn
sigaartje en zijn glaasje genoot. Mijn grootmoeder Neeltje was vin
niger. Ze droeg altijd zwarte jurken, met een dito halsbandje, en
had een grote haviksneus, waarmee ze een priemende indruk
maakte. Toch was ook zij kwetsbaar. Ze had van het staan achter de
toonbank totaal versleten knieën overgehouden. En ze zong als
geen ander het Zaans. Als mijn broer en ik bij haar waren, zei ze:
“Kaike jollie mar effies in de kast van de voorkamer of d’r nag ‘n
reipie lait om te snoepe.”
Het was voor mij moeilijk voor te stellen dat mijn grootouders
in hun werkzame leven de basis hebben gelegd voor het huidige
Ahold. We moeten daarvoor terug naar 27 mei 1887, de dag dat
mijn grootouders met elkaar in het huwelijk traden en het winkel
tje in Oostzaan van mijn overgrootvader, Jan Simonsz. Heijn, over
namen voor een bedrag van bijna vijfduizend gulden. Neeltje was
toen al een paar maanden zwanger - een vruchtbaarheidsbewijs
dat op het platteland vaak voorkwam - en waarschijnlijk moest
Albert snel een bron van inkomsten vinden.
Het winkeltje lag op de hoek van het Weerpad en het Kerkplein
en telde slechts twaalf vierkante meter. In een dorpje van een paar
duizend inwoners, van wie het merendeel nauwelijks iets te spen
deren had, leek dit genoeg, maar toch stelde Albert zich direct als
een pionier op. Zijn vader had een soort bazaar gehad, een rom
melige ‘general store’ zoals je weleens in cowboyfilms ziet, waar de
dorpelingen een glaasje dronken en alles konden bestellen of
15