zaten en eerbiedwaardige opa’s je boodschappentas naar je auto
droegen. Tegelijk was de Amerikaanse supermarkt een oase van
rust. Dat kwam niet alleen door de grootte maar ook door de lange
openingstijden (een derde van de Amerikaanse supermarkten ging
zelfs nooit dicht) èn door de plezierige gewoonte van de klanten
om voor een hele week inkopen te doen. Die klanten vormden een
aparte aantrekkelijkheid van de Amerikaanse supermarkten. Ze
waren veeleisend en kritisch, maar ze besteedden dertig procent
meer aan levensmiddelen dan Nederlanders, vanwege hun voor
liefde voor grote steaks en diepvriesmaaltijden. Wat mij persoon
lijk altijd trof was dat die klanten de borden lazen die de winkelier
had neergezet; in Nederland zie je dat zelden.
Het was duidelijk dat we niet from scratch in Amerika konden
beginnen, zoals we in Spanje hadden geprobeerd. Bureau R.A.
Weaver schuimde voor ons de markt af en kwam met achttien
overnamekandidaten in de Sun Belt, het gebied bezuiden de lijn
Virginia-California, dat lage lonen kende maar daardoor in zwang
begon te raken bij investeerders uit het noorden. Van Meer maakte
met een groepje medewerkers een ronde en kwam eerst uit bij Kash
and Karry in Florida, maar daarvan wilde één lid van de familie
niet verkopen. Vervolgens raakten we in gesprek met Bi-Lo in
Greenville, South Carolina, een keten van 95 winkels, zesduizend
werknemers en een omzet van bijna 400 miljoen dollar.
Bi-Lo was andere koek dan Albert Heijn. Het bedrijf was in 1961
opgericht door een voormalige slagersknecht die luisterde naar de
naam Frank Outlaw en inderdaad zag het geheel er een beetje
onwettig uit. De kantoren leken op rommelige archiefkasten en
de winkels waren louter ingericht met tweedehands spullen. Op
de daken stond een woeste stier van gips, waarmee Outlaw uit
schreeuwde dat hij veel beef had. Voor de rest was het allemaal
harde discount wat de klok sloeg. Outlaw had die formule geïn
troduceerd omdat Greenville, ooit een vermaard centrum van ka-
161