z
r
indekken tegen conjunctuuromslagen. Hoe meer we er ons in ver
diepten, hoe duidelijker het werd dat er een geweldige combinatie
te maken viel tussen een Europese en een Amerikaanse keten.
Weliswaar waren in de twintigste eeuw alle belangrijke vernieu
wingen in de detailhandel uit Amerika afkomstig geweest, maar
inmiddels hadden de Europeanen iets teruggekregen van hun glo
rie uit de negentiende eeuw, toen zij aan de wieg van de moderne
detailhandel stonden. In winkelinrichting en logistiek liepen de
Amerikanen achter op ons, omdat ze zich daarover met hun over
vloed aan ruimte nooit druk hoefden te maken. Ook qua marke
ting waren ze minder ver dan wij, wat een gevolg was van het rol
lenspel in Amerika tussen leveranciers en afnemers. Volgens de
Robinson-Patman Act moeten leveranciers alle afnemers dezelfde
prijzen bieden; kwantumkortingen zijn niet toegestaan. Het enige
waarover gemarchandeerd wordt zijn begeleidende voordeeltjes
als reclamemateriaal, cursussen en kaartjes voor een galabal of een
football-match. De winkelier hoeft niet meer te doen dan te wach
ten wat de leverancier voor hem aan leuke dingen op tafel legt, wat
hem tamelijk passief maakt. Hij hoeft zelfs geen warenkennis te
bezitten en laat zaken als locatieonderzoek en klantenenquêtes
graag aan zijn leveranciers over. Je trof daardoor in Amerika win
keliers aan die nauwelijks scholing hadden gehad; met onderne-
merslef kwamen ze al een heel eind. Menigeen huisde ook in
uiterst primitieve kantoortjes, want enige representatie tegenover
leveranciers was niet nodig; integendeel, het was beter dat leveran
ciers dachten dat zij geen cent om op te bijten hadden.
Maar dan de Amerikaanse supermarkt! Ik ben daar altijd ver
rukt van geweest. Het ruime parkeerterrein ervoor, wat al een
gevoel van belangrijkheid oproept, de immense winkelpui, de
brede winkelpaden, de blinkende vloeren, het hoog opgetaste
assortiment en het gepoetste fruit. Verkopen was hier geen lastig
vak, zoals het bij ons werd beschouwd, maar een spel dat met ple
zier werd gespeeld. Winkelbedienden zeiden je gedag alsof ze je al
jaren kenden, zonder dat ze gemeenzaam werden (het ‘hallo’ en
‘doei’ bij ons). Niemand voelde zich ook te min om te bedienen,
waardoor het kon gebeuren dat collegestudenten achter de kassa’s
i6o
c
2
I