Als ik met een Engelsman spreek, spreek ik Queen’s English. Als ik met een Amerikaan spreek, spreek ik Amerikaans en als ik Engels met Italianen of Fransen spreek komt er bij mij, net als bij hen, geen goeie zin uit. In dat opzicht ben ik een papegaai. Als papegaai hoor ik nu onmiddellijk te zeggen dat ik Queen’s English prefereer, maar eigenlijk is het Amerikaans mij net zo lief. Ik heb me in Ame rika vanaf de eerste keer dat ik er was thuis gevoeld. Amerikanen hebben dezelfde directheid als Zaankanters, zonder gezeur of kap sones, waardoor het altijd een feest is om ze te ontmoeten. Geluk kig gebeurde dat ook vaak. Net als andere Europese bedrijven was Albert Heijn aangesloten bij het smi, het Supermarket Marketing Institute, zodat we hun stukken kregen en hun cursussen kon den volgen. Op een gegeven moment kwam hun directeur Mike O’Connor over om met zijn Europese leden (Sainsbury, Doc de France, Delhaize en wij) kennis te maken. Mike O’Connor was van huis uit een Ier, een alleraardigste bullebak en een van de beste sprekers die ik van mijn levensdagen heb gehoord. Mike probeerde van het sm i een organisatie te maken die wereldwijd invloed had, en hij nodigde mij uit om als eerste buitenlander in het bestuur ervan zitting te nemen. De Amerikanen voelden blijkbaar een zelf de verwantschap met mij. veertig winkels, die net de nullijn haalden. We kwamen op een punt dat we er extra geld tegenaan moesten gooien of onze hielen moesten lichten. Omdat de keten, hoe klein ook, veel te veel aan dacht van ons vroeg, besloten we tot het laatste. Via Morgan Bank konden we CadaDia voor twintig miljoen gulden overdoen aan de Engelse Dee Corporation. Het enige wat we aan ons Spaans uit stapje overhielden was een nader contact met onze belangrijkste sherryleverancier, Medina. In 1979 gingen wij daarmee een joint venture aan, die inmiddels bijna alle bekende sherrymerken onder zijn hoede heeft en de grootste exporteur van de wereld is gewor den. 158

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 176