8 Over onze grenzen 155 Ik ben nooit dol geweest op Spanje. Met Albert Heijn hadden we daar heel goede sinaasappelencontracten lopen en officieel waren wij nog steeds de grootste sherry-importeur ter wereld; dus we hadden niets te klagen. Maar het verschil tussen Spanjaarden en mensen uit de Zaanstreek zit diep. Een matador bij een stierenge vecht is voor mij een onbegrijpelijk specimen van de menselijke soort; hetzelfde geldt voor tangoënde dames en heren. Ik ben me ervan bewust dat Spanjaarden even vreemd aankijken tegen een team korfballers of een gemengd zangkoor bij ons, maar dat geeft precies aan hoe anders we de dingen beleven. Denk aan het clien- telismo: wij zien dat als corruptie, zij als dienstbetoon aan familie en vrienden. Op mijn eigen vakgebied had je in Spanje een heel merkwaardig verschijnsel, wat je trouwens in meer zuidelijke lan den aantreft: winkeliers en klanten deden onaardig tegen elkaar. Waar wij ons inspanden om tegemoetkomend en vertrouwenwek kend te zijn, gedroegen Spaanse winkeliers zich hooghartig en bars. Aan ‘niet goed, geld terug’ deden ze niet en ze hanteerden geen vaste prijzen. Van de weeromstuit wantrouwden de klanten iedere winkelier en probeerden ze voortdurend af te dingen. Een dergelijke omgang moet bij ons hebben bestaan vóórdat mensen als mijn grootvader met de politiek van ‘grote omzet, kleine winst’ zijn begonnen. Wij kregen veel met Spanje te maken. Zoals gezegd hadden wij besloten om ook te internationaliseren. De reden daarvoor was simpel, maar niet voor de hand liggend - in de zin dat internatio nalisering bij detailhandel nauwelijks voorkwam; detailhandel is immers bij uitstek ‘local business’. Wij constateerden dat er zo zoet jes aan buiten Nederland meer kansen lagen. We zaten met Simon de Wit erbij op een marktaandeel van bijna vijftien procent en dat

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 173