148 - Met Miro, Simon de Wit en Etos binnen de gelederen waren wij voor de buitenwacht langzamerhand een groot concern geworden. Maar volgens de tijdgeest kon je dat beter niet zijn. De economi sche crisis waaronder we leden, bedierf ook de algemene stem ming. Grappige kabouters werden egoïstische krakers, bestuurlijk ingestelde vakbondsmensen lieten zich vastketenen aan fabrieks- poorten en menige blije klant van vroeger veranderde in een kri- tiese konsument. Ik geloof niet dat er een periode is geweest waar in mensen elkaar zoveel verwijten hebben gemaakt. Wij werden eerst geconfronteerd met een roep om ‘vermaat schappelijking van de onderneming’. Bedrijven dienden de belan gen van alle groeperingen die erbij betrokken waren te behartigen, niet slechts die van de aandeelhouders. Sinds mijn ontmoeting met Duttweiler van Migros - ik ging trouwens nog jaarlijks naar hun congrescentrum in Rüschlikon en zat in het bestuur van hun stich ting lm Gruëne - heb ik daar nooit moeite mee gehad. Wij liepen daarom volledig in de pas met wat de vakbeweging op dit gebied wat je ook hebt gezien bij woningcoöperaties en onderlinge verze keringskassen. Sommige werknemers van Etos daarentegen koes terden nog een aversie tegen ons soort bedrijf. Bij de overname hadden we de broodfabriek Kempenland erbij gekregen. Kempen- land werkte eveneens voor andere kruideniers en die hadden geen zin om ons winsten te bezorgen, zodat ze zich tot andere leveran ciers wendden. Er zat voor ons niets anders op dan Kempenland aan Meneba te verkopen, wat Van Meer in één nacht regelde. Meteen kwamen de oude sentimenten naar boven. Kempenland werd zelfs een poosje door haar werknemers bezet gehouden, en er verschenen ingezonden brieven in de krant met de boodschap: “Er valt van kapitalistische bedrijven niets goeds te verwachten.” Wij zijn ootmoedig geweest, we hebben ons gewoon verontschuldigd. En dat hielp. De 1500 werknemers van Etos hebben snel hun weg in ons bedrijf gevonden.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 166