144
voor het behoud van de gildenmentaliteit bij winkeliers te pleiten.
Ook veel gemeenten keerden zich tegen ons, omdat ze bang waren
dat wij koopkracht uit de binnensteden wegzogen en enorme ver
keersstromen naar afgelegen plekken teweeg zouden brengen.
Vanwege dit gekrakeel voelde de landelijke politiek zich verplicht
om zich tegen het fenomeen van de weidewinkels uit te spreken,
maar dat waren de Miro’s helemaal niet.
Door alle tegenwerking konden wij slechts dertien Miro’s reali
seren. De hele operatie was gebaseerd op een bestand van dertig
winkels, zodat de aanloopverliezen ons in het gezicht sloegen. We
besloten toch door te gaan. We hadden kunnen luisteren naar oom
Gerrit, die de Miro’s een spelletje noemde in vergelijking met de
Hema’s en ons voor gek verklaarde dat we in zo’n avontuur waren
gestapt. Hij zei: “Wij zijn van de krenten en rozijnen. Als kruidenier
hebben we niets meer te leren, maar op dit gebied zijn we beginne
lingen.”
Misschien was het niet het juiste moment om te diversificeren. We
hadden onze plannen gemaakt in een periode van hoogconjunc
tuur maar we moesten ze uitvoeren in een periode van laagcon
junctuur. Het ging economisch ineens beroerd in Nederland. Het
was aan het eind van de jaren zestig bekend dat we op te grote voet
leefden en te duur produceerden, waardoor we weer met inflatie en
werkloosheid te maken kregen. Dit stak vooral mijn generatie,
want tijdens ons hele werkzame leven waren wij erop gespitst een
situatie als in de jaren dertig te vermijden. De oliecrisis van 1973
versterkte dat gevoel alleen maar. Nederland werd getroffen door
een boycot van de Arabische landen, omdat wij Amerikaanse vlieg
tuigen hadden laten tanken tijdens de Yom Kippoer-oorlog. Hoe
veel autoloze zondagen hebben we toen gehad? Naar mijn idee
zijn het er zeker tien geweest. Het idiote was dat het potverteren
gewoon doorging. Joop den Uyl kondigde op de televisie aan dat
de tijden van voorspoed definitief voorbij waren, maar tegelijk