al kan ik haar niemand aanbevelen. Op de h bs was ik een mini- mumlijder met voornamelijk oog voor sport. Ik was, hoe je het ook draait of keert, het populaire zoontje van de baas en behoorde tot de beruchte derde generatie, die zo veel bedrijven naar de verdom menis heeft geholpen. Door de ziekte kreeg ik belangstelling voor andere dingen en ontwikkelde zich bij mij de ambitie om echt iets van mijn leven te maken. Tegelijk veranderde mijn omgang met mensen. Ik werd op jonge leeftijd voor menigeen een biechtvader, klaagmuur of vraagbaak en dat is altijd zo gebleven. Gelukkig stond mijn handicap een affectief leven niet in de weg. Een Ameri kaans spreekwoord zegt: ren nooit achter een tram of een vrouw aan, want over vijf minuten komt er weer een langs. Ik kón met mijn benen niet eens rennen, maar voor de rest kan ik melden dat dat spreekwoord aardig klopt. Laat ik met mijn verhaal beginnen. 13

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 15