beetje op cricket: er gebeurt tijden niets en als er iets gebeurt moet dat volgens voorschrift verlopen - want ik werd gevraagd om voor zitter te worden van de Noord-Hollandse Ruitervereniging. En vandaaruit werd ik weer vice-voorzitter van de Nederlandse Ver eniging voor Samengestelde Wedstrijden. Bij zulke wedstrijden, die mijn favoriet waren, wordt gedurende drie dagen een pro gramma van dressuur, cross-country, steeple-chase en springen afgewerkt. Ik bezocht ze in binnen- en buitenland, samen met Herma, als ze tenminste niet op het laatste moment afzegde. Een trap zonder leuning heeft mij altijd moeite gekost, maar tijdens die wedstrijden kroop ik door sloten en banjerde ik als het moest door de modder. Op het punt van Ausdauer had ik nooit te klagen. Mijn broer Gerrit Jan zei: “Het is gek, maar jij loopt iedereen er nog eens uit.” Als ik me in mijn vrije tijd niet met paarden bezighield, was ik te vinden in de tuin. Ik ben nooit een liefhebber van tuinieren geweest, dus harken, schoffelen en dat soort zaken, maar op ’t Rey- gerbosch kon ik bomen planten, geulen graven, paden aanleggen en een stenen bruggetje bouwen, ’s Avonds las ik meestal manage mentliteratuur of Amerikaanse pockets. Herma wilde nooit feest jes of diners geven, en ikzelf kan me niet voorstellen dat je zegt: “Ik bridge elke woensdag met vrienden.” Ik dronk op z’n tijd een whis ky of corenwijn (bitter lemon voor de dorst) en hoefde tijdens vakanties nooit weg. Wel vroeg ik mij af waarom Herma nooit eens gewoon gelukkig kon zijn. We hadden een fijne zoon, we hadden ons huis, we had den de paarden, en nog was het niet goed. Zoals alle ongelukkige mensen had Herma de neiging haar gemoedstoestand te vererge ren door tegendraads te zijn. Ze was daar een kei in. Tijdens een diner, toen ze weer eens behoorlijk onder de pekel zat, zei ze tegen de commissaris van de koningin in Noord-Holland dat hij niet zo moest ‘lullen’. Omdat ze mijn vrouw was, leidde dit niet tot een scène, maar mij sneed zulk gedrag door de ziel. Ik had eerst moe ten afwachten of ze wel meeging en kreeg vervolgens een optreden van haar waar de honden geen brood van lustten! 132

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 150