diep de a n c c a r k k a r schade hebt kunnen verwerken.Toch ervaar ik mezelf niet als oppervlakkig. Ik kan reuze genieten van de successen die we met Ahold hebben behaald, maar ook van hele gewone dingen zoals een dijk in Zaandam bij zonsondergang, een ritje met mijn zoon in z’n oude auto, de stilte rond ons huis in Herefordshire en het Engels-achtige Nederlands van mijn vrouw Monique. Ik ben een onverbeterlijke optimist. Over een jaar of wat zullen ze wel hebben bepaald dat het alle maal met je hormonen te maken heeft, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat mijn optimisme voortkomt uit mijn ouderlijk huis. Mijn ouders hadden onderling een perfecte band: je kon aan mijn vader zien of mijn moeder thuis was of niet. En in ons gezin ston den niet mijn ouders maar mijn broer en ik centraal. Ach, ik kan honderden fijne herinneringen aan mijn jeugd ophalen. Mijn moeder die mij voor de voordeur van mijn grootouders een kneepje in mijn wangen gaf, opdat ik er wat blozender uitzag. Mijn vader die naar boven stormde als hij ’s avonds thuiskwam om te kijken of alles goed met ons was. De stemmen van mijn ouders in het huis, waarbij je zo heerlijk kon inslapen. Als ik eens een enge droom had gehad dan hoefde ik maar via de open badkamerdeur mijn ouders te horen ademen en ik werd weer rustig. Iemand merkte ooit op dat ik de glimlach van een cherubijn heb, van een engeltje. Nu zijn wij van huis uit niet religieus, dus dat zei me weinig. Ik kan me alleen voorstellen dat de diepe tevreden heid uit mijn jeugd mij nooit heeft verlaten, ja, dat eigenlijk mijn hele jeugd mij nooit heeft verlaten. Mijn vader is in 1964 overleden en mijn moeder in 1984, maar nog altijd denk ik als mij iets leuks overkomt: wat zouden vader en moeder hier een akelige lol om hebben gehad. Ja, en dan mijn polio. Die ziekte heeft ongetwijfeld een spoor door mijn leven getrokken. Ik wilde aanvankelijk naar marine, maar daarvan kon met mijn benen geen sprake zijn. En vandaag de dag heb ik last van het postpoliosyndroom: sommige spieren en zenuwen zijn na al die jaren dusdanig overbelast, dat ik me weer met krukken moet voortbewegen, wat me een enorme inspanning kost. En toch denk ik dat de ziekte mij heeft gelouterd, 12

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 14