toch al weinig vrede met het leven had, was een keer met Albert jr
bij een kappertje in de buurt, waar enkele rotjongens de boel op
stelten aan het zetten waren. Nadat de jongens de deur uit waren,
grijnsde de kapper: “Met dat slag zit uw zoon straks op school.”
Herma was des duivels, en ik ook.
Begrijp me goed, ik ben een voorstander van sociale verheffing.
Onze economie, ja, onze hele maatschappij draait op mensen die
zich uit het niets hebben opgewerkt. Daarom moeten we iedereen
de kans geven aan te haken bij een niveau dat hem hoger kan bren
gen. De situatie in mijn jeugd, dat je aangewezen lagere scholen
had die voor het vwo opleidden, vind ik achteraf ook fout. Maar
de omgekeerde situatie, dat jouw kinderen moeten aanhaken bij
een meerderheid die zich nauwelijks voor onderwijs interesseert,
nee, dat is voor mij onaanvaardbaar. De gemeente verloochende
daarmee ook het ideaal van sociale verheffing; ze was met neer
waartse nivellering bezig.
Wij verhuisden naar Bloemendaal, waar we eerst in een huis met
een rieten kap aan de Mesdaglaan woonden. Een Zaankanter als ik
werd voortdurend getroffen door de duizenden bomen die in Ken-
nemerland groeiden, maar voor Herma was het de omgeving die ze
uit haar jeugd kende. Zij voelde er zich iets meer op haar gemak.
Wat ikzelf nooit eerder had meegemaakt was dat er een verschil
bestond tussen de plaats waar je werkte en waar je woonde. Kenne-
merland kreeg voor mij het stempel van vrije tijd. Ik wandelde met
Albert jr langs het strand, samen met onze twee honden, een Deen
se dog en een roodharige spaniël. En ’s zaterdags ging ik met hem
boodschappen doen, waarbij ik om de haverklap door plaatselijke
winkeliers werd aangeschoten, die in mij een onbezoldigd rijks-
middenstandsconsulent zagen. Mij gaf dat een forensengevoel,
maar Albert jr beviel het matig. Toch was Albert jr prettig in de
omgang, zoals zoveel kinderen die direct na de protestgeneratie
kwamen. Een serieuze jongen, uiterlijk precies zijn overgrootva-
130