Mensen en meningen
7
Begin jaren zestig ben ik met mijn gezin uit mijn geboorteplaats
weggegaan. Ik ben bij mijn pensionering tot ereburger van Zaan
stad benoemd, dus ik zal er niet gauw lelijke dingen van zeggen,
maar wij vertrokken wel degelijk uit onvrede. Er heerste in die hip-
pietijd, waarin zogenaamd alles moest kunnen, een akelige bedil
zucht in de gemeente. Wij zaten met het probleem dat ons huis aan
de Provincialeweg niet meer beviel. Er reden daar inmiddels zoveel
auto’s dat we nooit in de tuin konden zitten en binnenshuis had
den we last van de naburige spoorwegovergang, waar tot diep in de
nacht dieseltreinen overheen denderden. Ik wilde daarom elders in
de stad een nieuw huis bouwen, maar dat kon ik op mijn buik
schrijven. Elk bouwterrein dat beschikbaar kwam, werd bestemd
voor volkshuisvesting en de mening bestond dat ook kapitalisten
maar in een rijtjeswoning moesten kruipen. Door dit beleid waren
bijna alle ondernemers van mijn generatie uit Zaandam verdwe
nen, maar mij beviel het er verder eigenlijk best. Ik woonde vlak bij
mijn werk, ik was lid van de plaatselijke Rotary en in het weekend
ging ik met mijn zoon Albert zwemmen in het Sportfondsenbad of
nam hem mee naar de fabriek, zoals mijn vader indertijd met mij
had gedaan. Kruidenier zijnde vond ik het ook makkelijk dat ik een
sleutel van de ah -winkel aan de Westzijde bezat, waardoor ik bij
nacht en ontij levensmiddelen kon halen (met achterlating van een
briefje).
Een goeie haan kraait twee keer. De directe aanleiding voor ons
vertrek lag in het onzalige besluit van de gemeenteraad om de vrije
schoolkeuze af te schaffen. Toen Albert jr op de kleuterschool zat,
hoorden we dat hij naar een lagere school vlak bij ons huis moest,
waarop voornamelijk kinderen uit achterstandsmilieus zaten.
Sommige mensen hadden daar nog voorpret over ook. Herma, die
129