wel tiptop te zijn en moeten ze van de winkelier een prettige
behandeling krijgen. De praktijk was juist dat veel van die winkel
tjes onfris oogden en dat je er uiterst nors werd bejegend, alsof je de
kruidenier in zijn echte werk stoorde. Gaandeweg namen veel
kruideniers zelfs een verwijtende houding aan tegenover hun klan
ten, alsof die verantwoordelijk waren voor hun misère. Je hoeft
als klant dan maar een paar keer iets te krijgen dat droog of oud is
en je bent vertrokken. Dit is voor mij als serviceverlener ook altijd
het punt geweest: als de klanten die oude winkeltjes nog hadden
gewild, zouden ze tot op de dag van vandaag hebben bestaan. Nu
was het als met de lantaarnopstekers; die verdwenen ook uit het
stadsbeeld omdat ze overbodig waren geworden.
Het kon trouwens ook anders. Winkeliersverenigingen waar
mee wij in overleg traden, kregen meestal twee keer de smoor in:
als wij kwamen en als wij vertrokken. Wij boden namelijk ook kan
sen. Er waren winkeliers, zelfs uit de levensmiddelenbranche, die
opzettelijk naast ons gingen zitten om het langslopend publiek met
kwaliteit en service te vangen. Alertheid was hun grootste kracht.
Als ketenbedrijf blijf je met al je kanalen en schakels een inge
bouwde stroefheid behouden; improviseren ligt niet in de orde der
dingen. Een kleine zelfstandige is daarentegen in staat om zijn
ingevingen te volgen. Ik noem maar wat: hij kan uit twintig netjes
met rotte appels één netje met gave appels samenstellen, want hij
hoeft niet op zijn uren te letten. En als het moet eet hij uit eigen
voorraad. Wanneer wij bedrijfseconomisch allang failliet zouden
zijn, kan een kleine zelfstandige nog jaren doorgaan.
Het bewijs dat kleine zelfstandigen niet eens klein hoefden te
blijven, leverden de genoemde Dirk van den Broek en Co Hermans
met hun trawanten. Van den Broek en Hermans waren in de oor
log met petieterige melkzaakjes begonnen en bezaten nu respecta
bele levensmiddelenketens. Het was eigenlijk nog sterker: ook
grootte bood geen garantie voor het voortbestaan. Gevestigde
grootwinkelbedrijven als Simon de Wit en de Coöp, die niet mee
groeiden met hun klanten, raakten in de versukkeling en De Gruy-
ter verdween helemaal van het toneel. De Gruyter! Aan het begin
van de jaren zestig, toen De Gruyter nog het grootste bedrijf in de
127