bepalen hoe we bijvoorbeeld wijn moesten uitstallen. Een buiten staander zal er niet gauw bij stilstaan, maar je kunt wijn presente ren via de prijs, de kleur, het land van herkomst of de gebruikswij ze. De laatste manier bleek voor ons het gunstigst te zijn. Bij wasmiddelen was daarentegen de prijs het beste criterium. Verder kon je met worp berekenen hoeveel ‘facings’ (zichtbare eenhe den) je van een artikel moest neerzetten; je kon met kleurcontras ten werken en de klant een goede vergelijkingsmogelijkheid tussen de artikelen geven. Schapindeling werd een hele regie. De ‘winstmakers’ stelden we bij voorkeur aan de rechterkant op, omdat de meeste mensen rechts zijn. Op ooghoogte kregen we de ‘gouden plank’, waar arti kelen met de ruimste marges stonden of artikelen waarmee wij ons wilden onderscheiden. De plank daarboven werd gereserveerd voor kostbare en kwetsbare zaken, waarvoor mensen zich wel wil len uitrekken. En de plank daaronder, de ‘grijpzone’, was bestemd voor artikelen met een hoge omzetsnelheid en een lage marge; mensen moesten die als het ware met een brede zwaai in hun win kelwagentje maaien. Ten slotte had je de ‘bukzone’ voor zware en goedkope artikelen, die voor ons het minst interessant waren. Hoewel worp geleidelijk werd ingevoerd, kregen we meteen aanmerkingen te verduren. Net als indertijd bij de zelfbediening werd ons voor de voeten geworpen: “Meneer, ik koop zoveel meer.” Zulke mensen wilden niet inzien dat een kruidenier gebaat is met tevreden klanten en minder speelruimte heeft dan andere detaillis ten. Een modeman kan zijn klant een oor aannaaien, omdat deze zich nauwelijks met prijzen voor kleren bezighoudt en over een paar maanden vergeten is dat hij is gepakt. Als kruidenier waag je het niet eens om op dit vlak risico’s te nemen. Dit nam niet weg dat sommige mensen zich in de supermarkt aanvankelijk te buiten gingen. Ik keek regelmatig op zaterdagmiddag in supermarkten bij het vlees en dacht dan: moet dat allemaal op? Het gekke is dat men sen óns daarop aanspraken, terwijl ze thuis ook de knop van de televisie moeten bedienen. Pas mettertijd ontwikkelen de meeste klanten een waarschuwingssysteem. Je zag vaker spullen vlak voor de kassa liggen, die op het laatste moment waren weggelegd. En dat 121

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 123