In gedachten heb ik nog vaak gezeten bij de kassa van Dorothy
Lane Market in Amerika, waar de klanten grote winkelwagens met
hele koppen erop voorreden. Mijn eerste reactie was behoorlijk
Nederlands: wat een spilzucht! Het bleek anders in elkaar te zitten.
Amerikanen waren zo slim om een of twee maal per week naar de
winkel te komen en wanneer ze kwamen konden ze veel meer in
slaan omdat het prijzenpeil er beduidend lager lag: een blikje baby
voeding stond bij Dorothy Lane voor tien dollarcents op het schap,
bij ons voor minstens zestig cent. Als je alles optelde kon een Ame
rikaan bijna drie keer zoveel met zijn dollar doen als een Neder
lander met zijn gulden, terwijl zij in dollars en guldens grofweg
evenveel verdienden. Ik kreeg daar behoorlijk de pé over in. In
Amerika werd met dezelfde machines als wij hadden - de tijd van
onze technologische achterstand was voorbij - veel meer geprodu
ceerd. Het geheim zat in de Amerikaanse werknemer, die gewoon
harder werkte. Je bent gauw geneigd zoiets aan mentaliteit toe te
schrijven, maar het was een kwestie van economie. Aan de ene kant
kende Amerika een uiterst mild belastingklimaat; aan de andere
hun beste producten voor de export reserveerden en de mindere
voor Nederland bestemden. Ik heb beide verhalen nooit geloofd,
zeker het laatste niet, want ik ben bijvoorbeeld nergens zulke slech
te Nederlandse kaas tegengekomen als in het buitenland. Volgens
mij was het juist met de gemiddelde kwaliteit van het Nederlandse
voedsel heel behoorlijk gesteld; kijk maar eens wat gewone Engel-
sen en Duitsers vandaag de dag nog op hun bord krijgen. Maar wel
was het zo dat wij simpele en goedkope gerechten aten. Een duur
merk als het Amerikaanse Libby’s was hier niet eens te krijgen.
Nederlanders gaven hun extra geld liever uit aan woninginrichting
en aan reizen dan aan levensmiddelen (bij de Belgen en Fransen
was het precies andersom). Ik zal overigens de laatste zijn die hier
over klaagt, want voor Albert Heijn was dit beslist geen ongunstige
uitgangssituatie...
112