f men dat ze de eerste keer acht weken met een dood kind in haar buik liep en de tweede keer met een keizersnede werd verlost van onze zoon Albert. Sinds die dag begon ze vergetelheid te zoeken, fanatiek bijna. De laconieke houding die ze vroeger had werd een nonchalante en, als ze teveel gedronken had, een grove. In het begin kon ik haar volgen, maar toen ze haar gevoel voor humor volledig verloor en steeds vaker weigerde mij bij officiële gelegen heden te vergezellen, werd het me te veel. Omdat ikzelf opgewekt van aard ben, ben ik niet geschikt om depressieve mensen op te vangen, ook al deed ik pogingen daartoe. In wanhoop wendde ik me tot mijn huisarts, die me verwees naar psychiater Hugenholz, die vermaard was om zijn relatietherapie. Met hem kon ik praten, maar toen ik Hernia uitnodigde om samen met Hugenholz onze verhouding te analyseren, wees ze dat zonder meer af. Ik moest lij delijk toezien hoe een fijne vrouw zichzelf naar beneden haalde. Kwam ik op kantoor dan zat daar oom Gerrit met zijn eeuwige machinaties. Ook al was hij gepensioneerd, hij banjerde als van ouds door de organisatie. Op een gegeven moment had Wimab Eggers het recept van iets veranderd. Oom Gerrit riep hem bij zich en zei: “Terug naar het gewone recept, anders ontsla ik je.”“U kunt mij niet ontslaan; dat kan alleen uw neef Ab,” antwoordde Eggers, en in een welles-nietes-spelletje bleven ze uren tegenover elkaar zitten, totdat het buiten donker werd. Een andere keer werd mr. Theo Baljon aan hem voorgesteld als het nieuwe hoofd van de onroerend-goedsectie. “Wij hebben helemaal geen jurist nodig; ga maar naar huis,” zei oom Gerrit. En hij blééf mensen uit onze omgeving waarschuwen: “Trek je maar niets van mijn neven aan, want die begrijpen er niks van.” Wie daartegen inging schold hij onbarmhartig uit, om dat dan meteen weer te vergeten. Als de uit- gescholdene erop terugkwam, zei hij: “Ben jij zo’n klootzak die aan zoiets terugdenkt?” Op die manier wist hij de sfeer behoorlijk te verzieken. Van Meer, Eggers en ik gingen op het laatst zelfs in de gaten houden wie hij op zijn kamer ontving. Ik weet niet eens naar aanleiding waarvan het was, maar er kwam een dag dat ik het niet langer accepteerde. Ik nam het vlieg tuig naar Arosa, waar mijn ouders wintersport hielden, en zei tegen WB ■MH 109

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 111