98
Trujillo in ons achterhoofd gingen we op zoek in de nieuwbouw
wijken die in deze jaren ontstonden. Helaas stuitten we daarbij
steeds op onbegrip bij de beleidsmakers. Dat is een constante
geweest in onze naoorlogse geschiedenis. Ik herinner me dat ik in
1955 het hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling in Amsterdam,
professor Van Eesteren, wees op een perceel aan de Burgemeester
de Vlugtlaan, waarvan hij een plattegrond voor zich had. “Da’s een
mooie plek voor een supermarkt,” zei ik. De professor vroeg: “Wat
is een supermarkt?” En toen ik het hem had uitgelegd, antwoordde
hij: “Da’s veel te groot voor een kruidenierswinkel” (inmiddels zijn
wij er alweer uit en zit er een filiaal van a b n -Amro in).
Over parkeergelegenheid viel evenmin te praten, net als over
behoorlijke aanvoerwegen. Als je in Nederland tegen een gemeen
tebestuur zegt: “Ik wil bij u een fabriek bouwen” dan is de reactie:
“Waar wilt u precies gaan zitten en hoeveel startsubsidie had u in
uw hoofd.” Maar als je een supermarkt wilt neerzetten dan wordt
er gezegd: “Goed, dit is de locatie en dit zijn de maten.” De raarste
voorstellen kregen we op die manier. Ik weet nog dat ik met een
medewerker van Stadsontwikkeling in Amsterdam sprak over de
Bijlmermeer die net was ontworpen. Zelf wilde hij er niet wonen,
vertelde hij me desgevraagd, en als bevoorradingsroute voor onze
supermarkt was een lift gedacht. Een lift! Ze hadden werkelijk geen
benul. De enige die al in een vroeg stadium een open oog voor onze
verlangens had, was de toenmalige wethouder van Amsterdam en
latere premier Joop den Uyl, wiens politieke vriend ik verder niet
was. Den Uyl wilde in Osdorp een lange, sfeerloze winkelstraat
maken, en toen ik een gezellige winkelkern met goede aanvoerwe
gen voorstelde, zei hij: “Da’s goed, ik denk dat je gelijk hebt.”
Om onze zienswijze uit te dragen bezochten Van Meer en ik tal
loze ambtenaren en instanties. In het jaarverslag van 1958 schreef ik
een verhaal over planologie. In Nederland bezaten toen nog slechts
vijftig op de duizend mensen een auto, maar alles wees erop dat dat
snel zou toenemen. Daarmee kwam ook het probleem van de ver
keersopstoppingen dichterbij. Wij als Albert Heijn pleitten daarom
voor de aanleg van doorgaande wegen, autovrije winkelstraten,
parkeerplaatsen nabij de binnensteden en de bouw van winkelker-