Feestelijke zalmtaart
Zo gepiept!
1 el (arachide)olie 1 Verwarm de oven voor op 200 °C. Vet de
1 teen knoflook pievorm en de rand in met de olie. Snijd de
1/2 zakje selderij knoflook en selderij fijn. Verhit de boter in
(a 40 g)* een pan, fruit de knoflook 1 min. op laag
50 g boter vuur, voeg 50 g bloem toe en bak al
60 g tarwebloem roerend 4 min. tot deze licht begint te
400 ml houdbare volle kleuren (roux). Schenk al roerend de melk
melk 1 el extra om te erbij, voeg de bouillontablet toe en breng
bestrijken) aan de kook. Roer alles tot een gladde
1 kippenbouillontablet saus en laat 3 min. koken op laag vuur.
6 plakjes bladerdeeg 2 Bestuif ondertussen het werkblad met
(diepvries, ontdooid) de rest van de bloem en leg 4 plakjes
250 g wilde-zalmfilet bladerdeeg in een vierkant met de randen
(diepvries, ontdooid) op elkaar. Rol met de deegroller uit tot een
200 g kabeljauw iets grotere lap dan de doorsnede van de
(pak 400 g, diepvries, pievorm. Snijd de ronde vorm uit de
ontdooid) deeglap en snijd met een mesje van de
200 g tuinerwten rest van het bladerdeeg visjes of sterren
(zak 450 g, diepvries, (of gebruik kleine uitsteekvormpjes).
ontdooid) 3 Snijd de zalm en kabeljauw in stukken
pievorm 0 22 cm of van 2 cm. Roer de vis met de erwten en
ronde lage ovenschaal selderij door de saus en breng weer rustig
(ingevet) aan de kook. Laat de visragout al roerend
deegroller 1 min. zachtjes koken en schep dan in de
pievorm. Dek af met de grote lap blader
deeg en druk de randen aan op de vorm.
Bestrijk de bladerdeegfiguurtjes met wat
melk en plak ze voorzichtig op het
bladerdeeg. Bestrijk het hele deegdakje
met melk. Prik met een vork een paar
gaatjes in het deeg en bak de taart 45 min.
in de oven goudbruin en gaar.
De rest van de selderij kun je gebruiken
voor de bietensoep. De rest van de
tuinerwten gebruik je in de aardappel-
tuinerwtenpuree.
Zien hoe je deze taart maakt? Bekijk
de receptvideo op ah.nl/allerhande.
BEVAT p.p. 600 kcal 32 g eiwit 30 g vet,
waarvan 15 g verz. 48 g koolhydraten
2.8 g zout 4 g vezels Prijs p.p. 1.60