uit Drenthe Bert Boer (54) is dol op kastanjechampignons. Maar zijn liefde gaat verder dan alleen het culinaire. Als directeur van champignonkwekerij Agarica in het Drentse Hoogeveen wil hij de optimale leefomstandigheden creeren voor deze paddestoel. 'Je kruipt in de huid van de champignons - je moet ze bijna worden.' Kale cijfers zeggen soms al genoeg. Een slordige dertig miljoen kastan jechampignons verlaten jaarlijks het terrein van kwekerij Agarica, ofwel vijf- honderdduizend kilo. Dat zijn twee mil joen groene bakjes. Daar is ongeveer tienduizend ton paardenmest met stro voor nodig - elke week tweehonderd ton. Honderdveertig mensen moeten de productie in goede banen leiden, onder de bezielende leiding van directeur Bert Boer. Op het hoofdkantoor van Albert Heijn in Zaandam staat hij bekend als de champignongoeroe. Al snel wordt duidelijk waarom. 'Elke champignon wordt hier persoonlijk van zijn bed geplukt,' zegt de Hoogeveense kweker vol vuur. 'En we kijken hem recht in zijn gezicht: voldoe jij wel aan de eisen?' Dertig jaar zit Boer al in het vak. Pas de laatste tien jaar is hij zich gaan toeleg- gen op de kastanjechampignon, de aga- ricus bisporus. 'Deze soort is een voor- ouder van de gewone, witte cham pignon. We hebben hem uit de archie- ven gehaald, zeg maar. De 'witte' heeft een hoog productieniveau en een mooi, gaaf uiterlijk. Vooral op dat laatste let de Nederlandse consument: wij eten paddestoelen met onze ogen. De kas tanjechampignon heeft minder op- brengstvolume. Maar daar krijg je een gezondere champignon, met een sterker natuurlijk afweermechanisme voor terug. Hij heeft een hoger droge-stofge- halte, dus in de pan minder slinkverlies: je houdt meer over. Het aroma is ster ker, de smaak beter. En wat mij vooral verraste: de houdbaarheid. Een kastanje champignon kun je misschien wel tien keer langer bewaren dan een 'witte' champignon.' Paardenmest De champignon is ontdekt in de Franse tijd, in de stallen van Napoleons leger- paarden. Die waren gevestigd in grotten op het platteland, waar een constante temperatuur en luchtvochtigheid heerst. Tel daarbij het stro en de paardenmest en de champignons schoten als paddestoe len uit de grond. 'Toch is paardenmest niet essentieel voor de kweek,' zegt Bert Boer. 'Het gaat vooral om dood planten- materiaal. Wij gebruiken stro. Maar stro is hard en droog. Daarom is paarden mest zo ideaal: bij een goede beluchting gaat deze mestsoort broeien, broeien en nog eens broeien. De temperatuur kan wel oplopen tot zestig, zeventig graden: zonder gasvlam, zonder dure energie. Door dat broeiproces wordt het stro week en open, zodat de champignonschimmel >- Een champignongoeroe V J - A, r- "1 r- Bert Boer stilzwijgend in gesprek met zijn kastanjechampignons. AllerHande 10-2001 77

Allerhande | 2001 | | pagina 77