Ko s r f y e k k e en. Cabaretier Bavo Galama (onder meer bekend van het tv-program- ma 'Ook dat nog') is vader van drie kinderen. Zoals bijna alle kinde ren hebben ook zij wel eens geen trek in het eten dat op tafel komt. Bavo heeft daar- voor een oplos- sing gevonden: hij vertelt een zelfverzonnen sprookje over het gerecht en tien tegen een dat de maaltijd er dan met smaak ingaat! Op een dag werd er in het kabouterwoud een nieuwe koning gekozen, de wijze en dappere Roald. Toen werd de gemene en jaloerse Malo zo lcwaad dat hij geen koning mocht worden dat hij het grote toverboek stal en het kabouterbos verliet. De kabouters vonden dat niet erg en waren die nare Malo al snel vergeten. Een paar jaar later waren de twee kinderen van koning Roald aan het spelen aan de rand van het kabouterbos. Het meisje heette Sjette en het jongetje heette Koer. Opeens kwam er vanachter de boom een heel grote kabouter tevoorschijn. De kabouterkinderen schrokken zich bijna een rolberoerte. 'Ik ben Malo', sprak de superkabouter. 'En als ik me niet vergis zijn jullie kin deren van Roald.' En met een krassende lach pakte hij de twee beet en stopte ze in een koffer. Drie dagen lang liep Malo met de koffer langs de rivier. Aan het einde van de derde dag zette hij de koffer in een bootje en roeide naar een eiland in de rivier. Daar maakte hij de koffer open en zei: 'Jullie moeten werken op mijn veld vol toverkomkommers!' Met hulp van het gestolen toverboek had Malo gewone komkommers omgetoverd in toverkomkommers. Ze waren kleiner en dikker dan gewone komkommers, maar je als je er veel van at werd je er twee keer zo groot en drie keer zo sterk van. Malo wilde namelijk sterker worden dan alle kabouters bij elkaar. Dan zou- den ze hem heus wel tot koning kiezen. Al was het maar uit angst! Toen snapten Koer en Sjette waarom Malo zo groot was geworden... Malo liet Koer en Sjette heel hard werken. Ze moesten onkruid wieden, zijn huis schoonmaken, zijn bed opmaken en de toverkomkommers van het veld halen en dat was zwaar werk. Ze mochten van Malo natuur- lijk nooit een hapje nemen, want dan zouden ze veel te groot en te sterk worden. Op een nacht kreeg Koer ineens een idee. Hij maakte Sjette wakker en fluister- de: 'Ik weet hoe we moeten ontsnappen. We zagen een toverkomkommer in twee helften en die hollen we uit en dan is het net een kabouterbootje.' 'En we nemen ook toverkomkommerzaad en het toverboek mee', vulde Sjette aan. De volgende dag gingen ze meteen aan het werk. Zonder dat Malo het zag, zaagden ze een toverkom kommer doormidden en holden hem uit, zodat ze er zelf in konden gaan zitten. Toen het nacht geworden was en Malo sliep, stonden de kinderen op en slopen naar de keuken. Ze namen allerlei lekkere dingen mee; wat mats, rijst en vlees, en grote lepels die als roeispa- nen konden dienen. Koer vulde zijn zakken met tover komkommerzaad en de rest gooide hij weg. Ziezo! Zo stil als maar kon, lieten Sjette en Koer hun komkom- merbootjes de rivier in glijden en met de lepels duw- den ze hun bootjes vooruit. De hele nacht roeiden ze door. Pas aan het einde van de volgende dag stopten ze even. 'Ik kan niet meer', hijgde Sjette. 'lie heb zo'n honger.' Toen kreeg Koer plotseling een inval. 'Als we eens klei- ne stukjes toverkomkommer gingen eten, dan krijgen we weer nieuwe kracht. Maar we moeten wel zuinig doen', zei Koer, 'anders blijft er niets van het bootje over'. Even later voelden ze zich weer sterk en uitge- rust. Zo roeiden ze door en telkens als ze moe werden namen ze een ldeine hap van hun bootjes. Na drie dagen was er van de bootjes bijna niets meer over, maar ze roeiden gewoon verder. Wat werd je van die toverkomkommer sterk zeg! 'Help, ik zink!', hoorde Koer zijn zusje roepen en toen hij omkeek zag hij nog net hoe haar bootje onder water verdween. En op dat- zelfde moment verdween zijn eigen komkommerbootje ook onder water. Snel zwommen ze naar de kant. 'O jee, nu ligt het toverboek op de bodem van de rivier', sprak Koer bedroefd. 'We zijn vlak bij huis', riep Sjette, 'kijk, daar begint het paadje naar kabouterstad!' Ze renden het pad af en kwamen bij het paleis van hun vader. Toen koning Roald zijn kinderen terugzag moest hij huilen van geluk. Hij gaf een feest dat een week duurde, zo blij was hij. Hij vond het wel jammer dat het toverboek verloren was gegaan, maar gelukkig had Koer nog wat toverkomkommerzaad meegenomen. Ze zaaiden dat op een mooie nieuwe akker en na een paar maanden groeiden daar mooie toverkomkommers. 'Voortaan heten die Koersjettes', zei koning Roald. En nog ieder jaar, als de koersjettes van het veld komen, maken de kabouters er bootjes van. Daar doen ze lek kere dingen in en dan laten ze die in de rivier drijven. En die bootjes drijven ook langs het eiland waar Malo woont, zodat die kan zien dat de kabouters nu zelf ook toverkomkommers hebben. En soms vinden de mensen zo'n koersjettebootje en als ze die eten worden ze heel sterk en groot. En dat allemaal dankzij Koer en Sjette. FotografierTjitske van Leeuwen lllustratie: Bart van Leeuwen p JOMIIIW 70 AllerHande 1-2000

Allerhande | 2000 | | pagina 70