Kerstmis-blues
Het is donker buiten, het miezert
zachtjes, ik heb me voorgenomen
het kerstdiner bij mijn moeder te
nuttigen. Het is niet erg aanlokke-
lijk om weg te gaan, maar met lood in mijn
schoenen stap ik uiteindelijk op mijn fiets en
ga langzaam richting verpleeghuis. Mijn moe
der is daar opgenomen sinds zij werd getrof-
fen door een fatale beroerte. De beroerte heeft
ze overleefd; zij kan echter niet meer spreken
en is halfzijdig verlamd. Het merendeel van
de tijd ligt ze op bed en is intens verdrietig.
Het gebrek aan communicatie is zo ongeveer
de grootste straf die mijn babbelgrage moeder
is overkomen.
Ik fiets door de donkere straten, overal zie
ik gezellig verlichte ramen, fraai opgetuigde
kerstbomen en feestelijk geklede mensen
rondom de tafel. Daar doemt het verpleeghuis
op, ik zet mijn fiets op slot en stap traag de
hal binnen. De lift brengt me vervolgens naar
boven. Mijn moeder zit al op me te wachten,
mooi in haar nieuwe jurk. Al kan ze dan niet
meer praten, haar ogen spreken boekdelen. Ze
straalt als de glimmende bal in de kerstboom
naast haar. Ik knuffel haar en zeg dat ik blij
ben haar te zien. Ze aait over mijn hand, is
ook blij,
Ik schuif mijn stoel naast haar, vertel over
mijn werk in het ziekenhuis, thuis en de kin-
deren en wacht tot we aan tafel gaan. De ver-
pleging heeft roerend haar best gedaan er iets
feestelijks van te maken. De tafel staat in een
in kerstsfeer versierde nis, is mooi gedekt
compleet met kerststukjes, brandende kaar-
sen, opgepoetste glazen.
De bewoners, zo heet dat tegenwoordig,
dus minder erg, mogen plaats nemen aan
tafel. Het gezelschap is zeer gemeleerd: een
klein stil vogeltje dat nauwelijks boven de
tafelrand uitkomt, een boomlange man in een
rolstoel die alleen maar kan zingen of hart-
grondig vloelcen, een verlamde maar goedge-
belcte vrouw, een Indische, hartverscheurend
huilende dame, mijn eigen moeder en ik. Ik
zit met een dikke keel, mijn tranen weg te
slikken. Ik neem een teug van mijn wijn en
bedenlc hoe gezellig het was toen ze nog bij
ons kon zijn, ik praat er met haar over. Ze
knikt enthousiast, ja ze weet het nog maar al
te goed. Met de inhoud van haar koppie is dan
ook niks aan de hand.
Als de garnalencocktail, het lievelings-
gerecht van mijn moeder, wordt geserveerd, is
het met mijn zelfbeheersing en mijn feest-
make-up gedaan. De tranen druppen in het
mooi opgemaakte glas, ik buig mijn hoofd en
hoop maar dat mijn moeder het niet ziet.
Natuurlijk ziet ze het wel en ze legt troostend
haar hand op mijn schouder.
Hoe ik de rest van het diner ben doorgeko-
men, weet ik niet meer, maar ik ben blij dat mijn
moeder een volgende kerst niet meer in't ver
pleeghuis, hoe goed ook, heeft hoeven vieren.
Een halfjaar later is ze in alle rust overleden.
Els van der Straten, Weesp
fekerstverhalen
Het volgende verhaal vindt u op bladzijde 21
AllerHande 12-199915