Alles had zijn seizoen, daarbuiten was het er gewoon niet Apotheek Hooikist Nood-broodbeleg Eerlijk 20 AllerHande Aller Hande om haar huishoudboekje bij te houden. Huishoudleraressen hamerden op de noodzaak van zo'n huishoudboekje, want zuinigheid was een belangrijke deugd. Een manier om de kosten in de hand te hou den, was het in een keer kopen van grotere hoeveelhe- den. Appels en aardappels, groenten en andere zaken werden op voorraad gekocht en elk op hun eigen manier bewaard. Aardappels liefst in de kelder, net als kolen; schorseneren, wortels en bie- ten in zand; appels en peren op rekken, netjes in rijen. Rookvlees hing in een linnen zakje, boter zat (gezouten) in een vaatje. Eieren werden door zuinige huisvrouwen in de nazomer gekocht, en inge- legd in een brij van gebluste kalk of luchtdicht 'verpakt' in een mengsel van kalium- of natriumsilicaat en water: waterglas. Daarbij kwam de inmaak. Van asperges tot worteltjes, van kersen tot kruisbessen: alles had zijn seizoen. Dat betekende niet alleen dat het product dan voordelig te koop was, nee, in de rest van het jaar was het er gewoon niet. Wie in de winter snijbonen wilde eten, moest dus wel inmaken, Een nieuwtje in 1900: de hooikist. Een kist, gevuld met hooi, met in het midden een kuil waar precies een pan in past. Gerechten met een lange kooktijd, zoais peulvruchten, blij- ven in de hooikist uren warm, en worden er gaar na even koken op het fornuis. bijvoorbeeld in zout. Diepvriesstatus Het wecken (steriliseren) was vergeleken bij het zout een grote vooruitgang, ook qua voe- dingswaarde. Langzamerhand werd groente in blik echter voor meer mensen bereikbaar. Een tijdje later werd blikgroente in status overtroefd door diepvries. En het kon nog mooier: in de jaren tachtig kwam de verse aanvoer van groenten en fruit uit de hele In 1943 werd het brood schaars in bezet Nederland en ook beleg was steeds moeilijker te vinden. Kookleraressen stelden voor afgekoelde erwtensoep in plakken op brood te doen. Of wat wittebrood in groentenat te weken, en als beleg tussen twee sneden roggebrood te leggen. wereld op gang. Anno 1999 kunnen we ons niet meer voorstellen dat we's winters geen verse tomaten of sperzie- bonen zouden kunnen kopen. Geleidelijk aan kregen ook buiten- landse eetculturen invloed op de Neder- landse keuken. Steeds meer Nederlanders brachten hun vakantie in het buitenland door, en steeds meer inwoners kwamen oorspronkelijk van elders. Producenten speelden graag op de veranderende behoeften in, en weldra bracht ook het Hollandse Westland paprika's, tauge en Chinese kool voort. Tientallen 'vreemde' heerlijkheden, van de pizza tot de Vietnamese loempia, werden gangbare onderdelen van het vaderlandse eetpatroon. Beetgaar Het maaltijdpatroon van de Nederlanders is vooral de afgelopen dertig jaar onher- kenbaar veranderd. Er wordt meer bui- tenshuis gegeten, minder aan tafel, en er worden veel meer voorbewerkte producten gegeten, net als producten die de halve wereld hebben rondgereisd om Nederland te bereiken. En dan maken we die dingen ook nog anders klaar. Want koken (in water) is maar een van vele berei- dingswijzen waaruit we anno 1999 kunnen kiezen. Honderd jaar geleden, toen veel huisvrouwen niets anders hadden dan een kolenkachel om het eten te bereiden, was dat anders: zelfs vlees braden in boter of vet was al een luxe. Een oven was voor de meesten onbereikbaar. In 1964 bezat nog steeds maar de helft van de Nederlanders een oven. Daarna gingen de ontwikkelingen steeds sneller. Wie in de jaren zestig avontuurlijk wilde eten, moest naar de drogist. Buitenlandse specerijen als komijnzaad of gem- ber waren daar te koop. In 1950 moest zelfs nog voor olijfolie een apotheek of drogist worden bezocht. Een stroom van apparaten begon de Nederlandse huis- houdens te overspoelen. Zo paste grillen goed in de trend om lichter en sneller te koken, dus kwamen er grillpannen en -ovens. Het barbecuen kwam uit Amerika en werd populair in de jaren zeventig. Eigenlijk was er in de keuken maar een ding dat minder werd, en dat was de kooktijd. 'Beetgaar', Martine Wittop Koning zou in 1916 haar wenkbrauwen hebben gefronst bij dat woord. Van haar moesten spruitjes een halfuur koken, en niet minder. Een generatie later, in 1938, schrijft de beroemde Riek Lotgering-Hille- brand 20 a 25 minuten voor. In een kook- boek uit 1973 zijn de spruitjes in 10 a 12 minuten gaar. Dan is de tijd van de nouvelle cuisine aangebroken, en de belangstelling van de media voor lekker eten en drinken is zozeer toegenomen dat de boodschap 'korter koken, alles vers en weg met de boter' zich razendsnel verspreidt. Het was de tijd van de 'eerlijke keuken', waarin liefst alles volkoren moest zijn en rauwkost hoogtijd vierde. In de jaren tachtig volgde de light-trend en kwamen er zelfs leverworst en chips met (iets) minder vet in de winkel. Maar natuurlijk komt hierop een reactie: in de jaren negentig is er weer veel belangstelling voor oma's keuken, voor hachee en griesmeelpudding. Aan het eind van de twintigste eeuw lopen zoveel trends door elkaar, dat spreken over 'de Nederlandse maaltijd' nauwe- lijks meer mogelijk is. Er is meer keus dan ooit tevoren. Keus in producten, maar ook in kookstijlen. Wie terugkijkt op de twin tigste eeuw kan zich haast niet voorstellen dat er nog eens een eeuw van zulke grote veranderingen kan volgen, maar de tijd zal het leren.

Allerhande | 1999 | | pagina 20