heldere vloeistof overblijft. Er zijn ook wijnen die pas na de rijping worden gefil- terd. De term surlie geeft aan dat de wijn op z'n droe- sem heeft gerijpt en pas daarna is gefilterd. Soms is dit gunstiger omdat de droe- sem smaakstoffen bevat en die aan de wijn kan afgeven. O Rijpen Nu volgt een periode van rust op roestvrijstalen of houten vaten. Of de wijn op tank of hout rijpt, hangt af van de gebruikte druiven- soorten en het type wijn dat de producent wil maken. Frisse, ffuitige wijnen die bedoeld zijn om jong te drinken, rijpen op roestvrij- staal. De wijnen die op hout rijpen, nemen smaakstoffen en tannines van het vat over. Dat kan de wijnen kruidiger, ronder en zachter maken. Het soort hout, de leeftijd van het vat en de tijd die de wijn in het vat blijft, bein- vloeden de geur, de smaak en ook de kleur van de wijn. Klaren, filteren en bottelen Klaren, het helder maken van de wijn, gebeurde vroe- ger met eiwit. Dat gebruikt men er inmiddels niet rneer voor. Na het klaren wordt de wijn soms nog een keer gefilterd. Door te filteren worden alle onzuiverheden uit de wijn gehaald, maar het gaat ook ten koste van de smaakstoffen. Daarom filteren sommige wijnma- kers liever niet. Uiteindelijk gaat de wijn op fles en kan hij verder rijpen. Mengen Sommige wijnen worden van het sap van een druivensoort gemaakt, voor andere wijnen worden meerdere soorten gebruikt. Een witte bourgogne wordt van alleen de chardon- naydruif gemaakt, rode bourgogne van de pinot- noirdruif. Maar in de meeste witte bordeaux komen de druiven sauvignon blanc en semillon voor, en rode bordeaux bestaat uit een mix van cabernet sauvig non, merlot en cabernet franc. Het zogenaamde 'blenden' kan voor, tijdens of na het rijpen plaatsvinden. De wijn krijgt na het mengen altijd weer tijd om te rusten. PRIMEURWIJN: ANDER PROCEDE Primeurwijn, bijvoorbeeld Beaujolais Primeur, wordt op een andere manier gemaakt dan gewone rode wijn. De methode heet maceration carbonique. De druiven worden niet gekneusd maar gaan aan de tros, met steel en al de 'cuve', de gistkuip, in. De kuip wordt helemaal afgesloten. Door het storten en door het gewicht scheu- ren de druiven en komt het sap met de gistcellen in aan- raking. De gisting begint heel langzaam. Er ontstaat alcohol en koolzuurgas. Doordat de druiven in een geslo- ten kuip zitten, kan het gas niet weg en gaan ook de hele druiven gisten. Na een week laat de wijnmaker het sap afvloeien. De wijn wordt geklaard en gebotteld. Door deze intensieve manier van laten gisten worden er in korte tijd veel fruitige geuren en smaken gevormd. Al zes weken na de oogst is de wijn klaar om te drinken. Ze bevatten geen of nauwelijks tannine. Daardoor zijn de wijnen niet lang houdbaar.

Allerhande | 1997 | | pagina 45