MEERINFORNATIE echter zijn dat nogal wat produkten er min der smakelijk uit zou- den gaan zien. Een voorbeeld: zonder toe- voeging van de hulpstof caroteen (E160A) zou tafelmargarine niet de gele kleur hebben, die men gewend is. Be- halve kleurstoffen en smaakstoffen zijn an- dere gebruikte hulp stoffen wel nodig. Bij voorbeeld: aan mayo- naise wordt het conser- veermiddel kaliumsor- baat (E 202) toege- voegd om bederf door bacterieen, schimmels of gisten tegen te gaan. En bij voorverpakt roggebrood voorkomt het natuurlijke conser- veermiddel sorbine- zuur (E 200) het ont- staan van schimmel. 6 Op welke manier kan worden vast- gesteld of iemand over- gevoelig reageert op bepaalde stoffen of produkten? Nu voedselallergieen en voedselintoleranties veel vaker de aandacht van de media krijgen, bestaat het gevaar dat gauw over klachten wordt gezegd 'dat zal wel door het eten ko- men'. Maar zo'n diag nose kan niet zomaar worden gesteld. Daar is een grondig en uitge- breid onderzoek voor nodig van een team van artsen en onder- zoekers. Zelf speelt u een be- langrijke rol bij het op- sporen van de oorzaak van een voedselaller- gie, want u geeft aan of wel of niet klachten ontstaan na het eten van bepaalde produk ten. Als het vermoeden be staat dat iemand een voedselallergie heeft, kan ook een dietist hel- pen. Door bij voorbeeld in een uitgebreid ge- sprek over de voedings- gewoonten vast te stel- len wat uw eetpatroon is. In sommige geval- len krijgt iemand (ge- durende ongeveer tien dagen) een eenvoudig basisdieet voorgeschre- ven dat alleen maar be staat uit bij voorbeeld rijst, andijvie, lof, bloemkool, wortel, peer en meloen. Als er tij- dens deze tien dagen geen readies of klach ten optreden worden vervolgens een voor een nieuwe voedings middelen toegevoegd. Zo kan men goed vast- stellen of een bepaald produkt overgevoelig- heidsreacties teweeg brengt. 7 Is er een wettelijke regeling voor het gebruik van hulpstof fen? En wat betekenen die E-nummers? In de Warenwet staan de regels voor het ge bruik van hulpstoffen of, met een moeilijk woord, additieven. Er is een lijst met hulp stoffen die als veilig voor de gezondheid worden beschouwd en daarom mogen worden gebruikt; dat zijn een aantal kleurstoffen, conserveermiddelen, anti-oxydanten, voe- dingszuren, emulgato- ren en verdikkingsmid- delea Andere dan de op de lijst voorko- mende hulpstoffen van deze groepen zijn niet toegestaan! Voor geur- en smaak stoffen bestaat een lijst met stoffen die fabri- kanten niet mogen ge- bruiken, de overige zijn dus toegestaan. Die lijsten gelden voor de hele Europese Ge- meenschap. In grote lijnen probeert men in die landen gelijke re- gels toe te passen om de onderlinge handel gemakkelijker te ma- ken. De toegestane hulpstoffen hebben een E-nummer: E100-200 zijn de kleurstoffen, E 200-300 zijn conserveer middelen, E 300-400 an ti-oxydanten, E400-500 zijn emulgeermiddelen, stabilisatoren, geleer- en verdikkingsmidde- len. 8 Welke voedsel allergieen en intoleranties komen het meest voor? Koemelk(eiwit)aller- gie en allergie voor kip- pe-eieren en vis komen het meeste voor. Vaak is men dan ook aller- gisch voor stuifmeel, huisstof, schimmels en schilfers van mens en dier. Van de vormen van voedselintolerantie ko men die voor gluten (in graansoorten) en melk- suiker (lactose in melk) het meeste voor. Zoals eerder werd ge zegd: over het voorko- men van andere reak- ties zoals hyperactivi- teit en agressiviteit is nog heel weinig be- kend. 9 Hoe weet je of in een produkt een be paalde hulpstof wel of niet is gebruikt door de fabrikant? Fabrikanten van ver pakte voedingsmidde len zijn verplicht om op de verpakking aan te geven welke ingredien ten zij hebben gebruikt. De volgorde van die op- somming is niet wille- keurig. De meest ge bruikte grondstof wordt als eerste ge- noemd, dan volgt de op een na belangrijkste grondstof, enzovoort. De fabrikant kan bij het gebruik van hulp stoffen volstaan met het noemen van de soortnaam. Geur-, kleur- of smaakstof is dus voldoende. Dat is een nogal globale bena- dering die u niet vertelt welke van de kleurstof fen of smaakstoffen is gebruikt. En dat is las- tig als u dat wel wilt weten. In de ons omringende landen is het wel ver plicht om het E-num- mer van de hulpstof te vermelden. Veel fabri kanten vermelden toch ook in Nederland de E-nummers. Op de verpakkingen van de Albert Heijn huismerkprodukten zullen in de loop der tijd de E-nummers worden vermeld. Dit is al grotendeels gereali- seerd voor kleurstoffen en conserveermidde len. Hoe kun je meer informatie krij gen over de stoffen die allergie of intolerance veroorzaken? Het Voorlichtingsbu- reau voor de Voeding heeft enkele lijsten met produkten (met merk- namen) samengesteld voor gluten- en lactose- vrije dieten. U kunt daarover de In- formatiedienst van Het Voorlichtingsbureau voor de Voeding bel- len: 06-8212272 (niet gratis), op werkdagen tussen 13.30 en 17.00 uur. Een andere informatie- bron is de Nederlandse Voedsel Allergie Stich- ting, Postbus 21,1300 AA Almere. Dit is een patientenorganisatie die regionale contact- groepen organiseert en een tijdschrift uitgeeft. Wie nog wat meer wil weten over hulpstoffen in onze voeding kan het boekje 'Hoe veilig is ons voed- se/'of de brochure 'Watleest u op het etiket' lezen. Het pocketboek 'Hoe veilig is ons voedsel' van ir. M.J. van Stigt Thans (verbonden aan het Voor- lichtingsbureau voor-de Voeding) vertelt wat meer over de schade- lijke stoffen in ons voedsel. Het boek geeft een duidelijk en genuan- ceerd beeld van de mogelijke effec- ten van de samenstelling van ons voedsel op onze gezondheid. 'Hoe veilig is ons voedsel' is uitgegeven door Sijthoff in Amsterdam. U kunt het bij de boekhandel bestellen on- der nummer ISBN 90 218 3963 6. De brochure 'Wat leest u op het eti ket' legt uit wat er op het etiket van verpakte voedingsmiddelen staat en hoe de ingredienten moeten worden aangegeven. Deze is gratis te bestellen bij het Ministerie van Economische Zaken, Postbus 20101,2500 EL DenHaag(tel. 070-798820). AllerHande 35

Allerhande | 1989 | | pagina 35