Kort verhaal
door Eline Visser.
k moet even grinniken.
Wat een gek gezicht ei-
genlijk, onze kleine optocht
die zo de nieuwbouwwijk uit-
marcheert, op deze eerste
zoele lentezondag!
Voorop heel kordaat Jan-
Kees, de doos-met-inhoud
stevig in de handen. Daar
half achter z'n zuster Yoush-
ka, die nog wel 'n paar keer
heeft gevraagd de doos ook 'n
eindje te mogen dragen,
maar nul op het rekest kreeg.
Daarachter mijn eigen Dirk,
duidelijk in z'n sas met de
hele situatie. Dat zie ik aan
z'n manier van lopen, en aan
de wijze waarop hij de s'liert-
jes rook van z'n pijp de lucht
in blaast. En aan de staart
van de stoet ikzelf. Samen op
weg naar 'n goeie plek om
Snater vrij te laten.
oelang heeft-ie bij ons
gelogeerd? Het moet
een week of vijf, zes zijn. Ik
weetnogprecieshoe Jan-Kees
thuis kwam, schreeuwend en
druktemakend alsof er iets
heel bijzonders aan de hand
was. Nou ja, dat was ook
eigenlijk wel zo. Hoe vaak ge-
beurt het dat je 12-jarige
zoon thuiskomt met een ver-
tederend wollig bolletje in z'n
twee handen dat aan een
stuk luidkeels en jammerlijk
piep-piep-piep zegt?
„Gevonden Mam, hij was he-
lemaal alleen en ik noem'm
Snater! Heb je even een
doos?" Zijn wangen zagen
rood van opwinding.
o was Snater dus bij ons
gekomen. En Youshka
en Jan-Kees bemoederden't
kleine eendepulletje alsof het
hun eigen baby was. 's Mor-
gens in alle vroegte meteen
stukjes brood en vers water
geven, een pluk schoon hooi
in de doos.en de hele dag
naar Snater kijken om te
zien of-ie al wat nieuw eten
kon gebruiken.
ou, hij groeide als kool,
de kleine eende-
schreeuwlelijk. Na een week
of vier was Snater al zo
groot, dat je'm nauwelijks
nog herkende. Zijn eerste ve-
renpak was in de plaats ge
komen van het zachte, geel
en bruine dons, en je kon
zien dat-ie een mooie eend
zou worden.
Een mooie Aythya ferina of
tafeleend. Want dat bleek de
soort te zijn waartoe hij be-
hoorde. Beweerde Dirk ten-
minste, na langdurig blade-
ren en studeren in onze die-
renencyclopedie. En hij
kwam met nog iets op de
proppen: „Moet dat beestje
niet zwemmen? Moet-ie niet
in het water? We kunnen'm
toch niet eeuwig in die doos
houden?"
en nare vraag. Typisch
zo'n vraag waar volwas-
senen altijd mee komen. Aan
de gezichtjes van Youshka
en Jan-Kees te oordelen, be-
treurden zij op dat moment
eventjes heel erg dat er iiber-
haupt grote mensen op de
wereld waren. Na enig na-
denken moesten ze echter
toegeven, dat Snater inder-
daad een keer de vrijheid
moest krijgen. En wat dat
zwemmen betrof„Mam,
mag Snater niet in de bad-
kuip? Tot-ie groot is?" Ge-
lukkig kunnen dit soort din-
gen bij ons in huis altijd.
Daarom gebeuren ze waar-
schijnlijk ook regelmatig. In
ieder geval, een kwartiertje
later spartelde vriend Snater
rond in't halfgevulde bad.
Want zwemmen, tja, dat
hoef je een eend niet te leren.
En zo hebben we nog een
week of twee een heel vreem-
de badgast gehad. Die ervoor
heeft gezorgd, dat wij twee
weken lang alleen onder de
douche konden. En die met
ve'el gespetter en gesnater
zijn zwemkunsten verder
heeft ontwikkeld. Tot... Tot
vandaag. Totdat Dirk van-
morgen aan't ontbijt voor-
stelde, om Snater vrij te la-
ten. Het weer was prachtig,
we leefden al half mei en
tenslotte moest't een keer
gebeuren... Na enig proteste-
rend zwijgen en wat diep ge-
zucht, waren Jan-Kees en z'n
zusje het hiermee eens. Zo-
dat we nu, 'n uurtje later, op
weg zijn om onze taak uit te-
voeren.
end Snater houdt zich
heel, heel erg rustig.
Alsof-ie voelt dat er wat bij
zonders gaat gebeuren. Niet
een piepklein geluidje is te
horen, vanuit die zorgvuldig
met touwtjes dichtgebonden
doos.
„Is dit een goeie plek, jon-
gens?" roept Dirk. We zijn
aan de rand van een tamelijk
brede sloot gekomen, die aan
weerszijden is omzoomd
door een brede strook van
bloeiende madeliefjes, paar-
debloemen, boterbloemen,
pinksterbloemen en al die
andere kleurige gezichtjes
van de lente. Jan-Kees loopt
toch nog 'n eindje verder. En
zet dan voorzichtig de doos
neer.
„He he, hij is zwaarder dan ik
dacht!" puft hij.
„Mag ik'm open maken?"
vraagt Youshka.
Hij aarzelt even.
„Goed dan," beslist hij.
„Maar ik laat hem los!"
Zo gebeurt het.
n even later wordt de
verbaasde Snater in het
water gezet. Daar beseft hij,
na zich een paar tellen roer-
loos te hebben laten drijven,
kennelijk opeens wat er aan
de hand is, want luid snate-
rend en met z'n vleugels
klapperend schiet hij bij ons
vandaan. Om tien meter ver
der weer stil te houden. En
zich vervolgens overvloedig
nat te spatten, met vleugels
en snavel. Dan draait hij zich
nog eens naar ons toe en sna-
tert zo hard als-ie nog nooit
heeft gedaan.
„Hij zegt dankjewel!" roept
Youshka verheugd,. „Hoor je
wel, Mam?"
„Ach wel nee," zegt Jan-Kees
kortaf. „Eenden kunnen toch
niet praten!"
„Soms," zeg ik zacht. Ik zoek
het gezicht van Dirk. En ter-
wijl wij elkaar een knipoog
geven die de kinderen niet
kunnen zien, voeg ik eraan
toe: „Eenden kunnen natuur-
lijk niet praten zoals wij.
Maar somsheel soms, kun
nen wij de eendetaal ver-
staan."
AllerHande/13