MET IEDEREEN IS met halfbloeds en volbloeds
EEN ECHTE RUITER
Fondue voor uN
Is paardrijden
gezond?
3?5
C(1 albert heijn
Iedereen kan paardrijden, maar EN RENNEN
&U>6e£
Jaook voor vrouwen
en meisjes
Het Friese paard
Latin-American Moods]
MAART 1970
Vakmanschap
is
meesterschap
Bierkenners
vragen
58«.
want alle waar
is naar zijn geld!
Fondue
Bonrgnignonne
Kaasfondue
4.50 incl.
Vleesfondue
Speciaal
8.75taci.
duur
De Dravers
Renpaarden
Course-examen
Hippische sporten
Jacht
ALLERHANDE
11
door Louis Sinner
ALS U dit stukje leest, is
carnaval in mijn goede
dorp al weer ver verleden tijd
geworden, maar nu ik al schrij
vende achter mijn bureau zit,
gonst de hele lucht nog van
wilde carnavalsgeruchten. De
argeloze buitenstaander denkt
weieens dat carnaval een spon
taan gebeuren is: als door on
zichtbare hand geleid, beginnen
op een vastgesteld moment dui
zenden mensen te hossen en te
joelen. En dat houden ze dan
drie volle dagen vol. Dat joelen
en hossen is echter slechts het
uiterste puntje van een enorme
ijsberg: onzichtbaar voor de
buitenwereld wordt er in de
maanden, die aan het carnaval
vooraf gaan, heel wat afge-
zwoegd en afgepraat. Het ge
vecht om Prins Carnaval kan
hoger oplopen dan de verkie
zingsstrijd om de gemeente
raad. En dan is er de jaarlijks
terugkerende klacht dat wel
iedereen op de Hoogtijdagen
wil dansen en jubelen, maar
dat de hele voorbereiding altijd
op de schouders van een klein
groepje doorzetters terecht
komt.
WANT ALS U nu denkt
dat het voldoende is om
een feestneus op te zetten, dan
beziet u het carnaval toch te
oppervlakkig. Toen wij hier
met 250 andere gezinnen uit de
grote stad vijf jaar geleden
kwamen wonen, werd er in „de
nieuwe wijk" onmiddellijk een
carnavalsvereniging opgericht,
want we wilden allen zo snel
mogelijk echte dorpelingen
worden. Bij de geestdriftige
voorbereiding was het luide la
chen, gieren en brullen gebla
zen en we hadden het idee, dat
de meer ervaren carnavalsvier
ders paf zouden staan van de
leuke plannetjes die wij tijdens
avonden vol jolijt aan het uit
broedenwaren geweest.
Vervuld van blijde verwach
ting legden we toen onze bij
dragen aan de camavalsvreug-
de voor aan de Raad van Elf.
Daar wilde men ons niet ont
moedigen, want die Raad heeft
nu juist tot taak om te zorgen
dat zoveel mogelijk dorpelingen
hun bijdragen aan het jaar
lijkse festijn geven. Met wel
willende aandacht toerden onze
plannen bekeken en er werd
bedachtzaam geknikt: „Ja, dat
hebben wij in 1946 ook al eens
geprobeerd. Het is toen niet
zo'n sukses geworden, maar
misschien hebben jullie meer
geluk."
CINDSDIEN HEBBEN we
geleerd dat de ware carna
valvoorbereiders ervaren vak
lui zijn, die de mogelijkheden
van massale vreugde tot aan de
uiterste grenzen onderzoeken
en beproeven.
En dan het feest zelf: wij ook
in onze boerenkieltjes de straat
op en maar luid zingen „Glaas
je op, laat je rijden", want dat
ivas toen de grote hit. Voordat
het eerste glaasje bier was ge
nuttigd, stampten we al de
houten vloeren van de tappe-
rijen in elkaar om maar goed
te laten blijken dat het carna
val ons al helemaal in zijn
greep had. Doorgaans wisten de
echte dorpelingen hun verba
zing goed verborgen te houden,
maar in hun ogen blonk de be
zorgdheid van een onderwijzer,
die denkt: „Hij doet zijn best,
maar wat zal hij nog een hoop
moeten leren".
Na een zichtbare innerlijke
tweestrijd, gooide toen een sta
tige procuratiehouder alle rem
men los en omhelsde Miss Car
naval. Het kind schrok zich
naar, maar zij kreeg een kort
knikje van een vergrijsde dor
peling om de joligheid op ge
paste wijze mee te spelen. Veel
later, toen het bier werkelijk
met brede stromen in peilloze
keelgaten was verdwenen, zei
den enkele geboren en getogen
dorpelingen: „Jullie waren wat
rap hè. Je moet pas beginnen
met stampij te maken, als je er
werkelijk zin in hebt en dat
kan niet na één glaasje bier."
1\/TAAR HOE moeilijk car-
naval voor sommige Bo-
ven-Moerdijkers ook nog steeds
begint, er komt dat wonderlijke
moment waarop het feest in
eens in werkelijkheid is losge
broken. Honderden toegetakel
de mensen dreunen dan door
de cafézalen heen en hun bul
derend gezang overstemt ge
makkelijk de oorverdovende
klanken van de carnavalskapel.
Ze hossen en ze botsen met
grote groepen tegen elkaar in
en wie ademnood krijgt, moet
de kroeg uitrennen, want men
Het eigen paard is een
luxe; het paardrijden ech
ter is voor vrijwel ieder
een bereikbaar. Wie liefde
voor het paard voelt (en de
meesten van ons doen dat)
die zal aldra een goede
vriend van het dier zijn en
het precies daar kunnen
krijgen, waar men het heb
ben wil.
Benadert men het paard ech
ter met andere bedoelingen dan
het voortaan als vriend en ge
zel bij zich te willen nemen
(bijv. omdat paardrijden zo in
de mode is en de buren er ook
aan doen en omdat het zo chic
zou staan, of stoer is, of doet
denken aan het wilde westen of
wat verder al niet) dan zal het
anders en onaangenamer rea
geren en „ervoor zorgen", dat
het rijden nooit een volledig
plezier wordt.
TWEE-EENHEID
Men moet werkelijk ruiter
willen zijn in de meest uitge
breide betekenis van het woord
(en dat is: voortzetting van het
dier; twee-eenheid tussen mens
en dier; vriend en meester) dan
pas zal men, met al de offers
die het vraagt, een voldoening-
gevende relatie kunnen opbou
wen. Want zo moet men het
wel degelijk zien: men moet,
als gold he' een mens, een „re
latie opbouwen".
En dat is t.a.v. een paard,
moeilijker dan t.a.v. een hond
of kat! En daarbij komt, dat
een paard zo groot is (ook de
pony is altijd nog een heel dier)
en degene die dat niet besefte,
voordat h!j het besluit nam,
(Advertentie)
duldt het niet dat er aan de
kant wordt uitgéhijgd.
De zeer keurige boekhouder
die elke morgen afgemeten zijn
vrouw aan de deur op het
voorhoofd kust, omdat hij vindt
dat uitgebreidere bewijzen van
liefde in het openbaar zijn
maatschappelijk aanzien zou
den kunnen schaden, zie je dan
ineens als een gedrevene tussen
de bakkersvrouw en de vrouw
van het oudste raadslid, rond
drijven, terwijl zijn mond lijkt
uitgescheurd tot de oren in een
uiterste poging om zo hard mo
gelijk onverstaanbare klanken
uit te stoten.
T)AN HEEFT het feest op
dinsdagavond zijn hoogte
punt bereikt en als dan, ook
wij de nieuwelingen, in het
holst van de nacht, beneveld
maar intens gelukkig thuis ko
men, kunnen we ons niet voor
stellen dat we een heel jaar
zullen moeten wachten voordat
dit daverende feest wordt
voortgezet.
wSJ0?^08.?1® sfeir yan,e.eu gezellig eethuisje. Kaars
licht De fondue pruttelend m de pan. Voor prijzen die u
met van het buitenshuis eten weerhouden.
7.95 incl.
't WiJnkeWertJe, onder Omlegraclit 101-103, UtrecM.
De Leusderhoï, Vlooswijkseweg 1,Leusden.
De Jonge Roeien, Kalverstraat 18, Amsterdam.
waar het eten goed is en de rekening meevalt.
Paard en ruiter vormen als
het ware een twee-eenheid
naar de manege te gaan om
paardrijden te gaan leren, zal
gemakkelijk bang voor hem
worden.
GEEN ANGST
En angst is iets waarop het
paard heel scherp reageert; het
dier vindt uw angst bijzonder
gênant en onaangenaam vooral
en het zal daarom zeker on
prettig en onrustig zijn.
Daarom: wie paard wil rij
den, moet echt wel even weten
wat hij doet en vooral even na
gaan wat een paard nu precies
voor wezen is. En dat hij daar
bij niet af kan gaan op de tra
ge, brave, tamme rondsjokkers
die in veel maneges de leerlin
gen rondzeulen, dat zal wel
duidelijk zijn
MANEGE
De grote belangstelling die de
paardesport de laatste jaren
ondervindt, is er oorzaak van
dat er alom in den lande mane
ges uit de grond rijzen. Zoals
op elk ander terrein, waar de
groei te snel plaatsvindt, zit er
veel uitschot tussen. Het hou
den van rijscholen of het leiden
van maneges is n.l. niet gebon
den aan bepaalde diploma's;
van enige bescherming is er, op
dit gebied, geen sprake. Dat be
tekent dat men, indien men een
knoeier in handen valt, slecht
of geen onderricht zal krijgen
op belabberd paardenmateriaal.
BETROUWBAAR
Daarom: zoek een manege
die betrouwbaar is en als de
betrokken eigenaar lid is van
de Federatie van Nederlandse
Rijscholen, Bruggenseweg 11a,
Deurne N.Br., tel. 04930-3006,
dan kan men rustig aannemen,
dat men zich hier in het op
zicht van de opleiding en de
paarden althans geen buil kan
vallen.
Waarbij een kleine moeilijk
heid optreedt: niet alle goede
rijschoolhouders zijn lid van de
federatie, welke echter wel in
lichtingen kan geven als men
die vraagt. Inlichting en die ook
gevraagd kunnen worden aan
de Hippische Sportbond op het
zelfde adres.
Is paardrijden in een manege
een dure liefhebberij? Een uur
lessen kost zoiets als een uur
auto-rijles. En dat komt dan
neer op 7.50 - 9,- (of iets
meer). Daarbij komt de uitrus
ting die trouwens ook niet zo
vreselijk veel hoeft te kosten.
Het gaat natuurlijk, bij al dit
rijschool-lessen, om de uitein
delijke vrije tocht in de vrije
natuur (waarvan de kosten ook
niet onoverkomelijk zijn); die
vindt plaats na zo'n twintig les
uren „binnen,".
Dan is men waarlijk een rui
ter. En dan „moet" men ver
schijnen in de ganse uitrusting
des ruiters. Wie er helemaal
perfect wil uitzien (en wie wil
dat niet?) die voorziet zich van
een liefst donker rijjasje dat
vanachter voorzien moet zijn
vaneen split.
TENUE
Daarbij een niet te ruime
pullover of ferme trui met een
riem om het middel. Des zo
mers kan in overhemd worden
gereden; opbollen van de stof
dient vermeden te worden; het
maakt een gebochelde ruiter
van de mooist-zittende man (of
vrouw). De moderne, nauwslui
tende hemden zijn hier prach
tig op hun plaats.
Dan is een passende rijbroek
van groot belang. Zo'n broek
koopt men van 50 - 160. Voor
been en voet is eigenlijk alleen
de stevige rijlaars geschikt.
Men levert ze in leder en dan
kosten ze zoiets als 90,- -
175,-, maar er zijn er ook die
gemaakt zijn van rubber en die
een uitstekend en volkomen
verantwoord model hebben en
dan aanmerkelijk goedkoper:
30,- 40,-. Men heeft (soms)
sporen aan die laarzen nodig:
15,- - 20,-.
ZOLEN
Bij het aanschaffen van de
laarzen lette men op dat de zo
len ervan doorlopen tot de hak
zodat, aan het eind van de
voorvoet (waar de voetholte be
gint) geen rand ontstaat, waar
achter de voet zou blijven ha
ken bij ee>- (mogelijke) val.
Nog iets: de lusjes van die
laarzen mogen niet zichtbaar
worden op de kuit; ze moeten
weggeduwd worden naar bin
nen.
Men kan ook wel rijden met
hoge veterschoenen maar mooi
is ar.ders. Ook lederen been
stukken kunnen natuurlijk
dienst doen, maar ze hinderen
de bewegingen met hun stijf
heid en zijn lastig bij de knie.
Wat die sporen aangaat: niet
elke instructeur zal deze voor
schrijven en het is heus geen
schande er zonder te rijden.
ZILVER
Maar als men ze draagt, dan
moeten ze glimmen als zilver.
Stompe sporen zijn beter dan
scherpe (die vaak gewoon ver
boden zijn). Dan is er het rij-
stokje of - zweepje (van 7,- -
30,-1; van wilg of hazelaar en 1
- 1.10 m lang; het wordt in de
hand gehouden waarmee wordt
gedreven.
Nooit in de schaft van de
laars. Op het hoofd draagt men
de zwart fluwelen rijpet (ofwel
„cap" in het Engels) of een.
doodgewone sportpet die echter
(zoals de „cap" wél doet) geen
enkele bescherming geeft tegen
stoten (tegen takken) of vallen.
Zo'n cap kost 30,45,-.
Handschoenen zijn meestal
niet nodig, maar men moet ze
wel dragen als het koud is;
stoffen handschoenen zijn
vooral bij regenweer handig; ze
voorkomen doorglijden op natte
teugels. Voor (jonge) vrouwen
gelden al de bovenstaande re
gels evenzeer.
UITRUSTING
PAARD
Wat de uitrusting van het
paard aangaat: daarmee krijgt
men pas te maken als men
zichzelf een paard aanschaft en
het komt dan neer op een goed
zadel, deken, zadeldek, singel,
voortuig, beugels, beugelrie-
men, hoofdstel, teugels etc.
Natuurlijk is het eerste uit
stapje buiten niet het teken dat
men een volleerd ruiter is; men
begint dan pas. Dat betekent,
dat men daarna bepaald nog
regelmatig dient te blijven les
sen en vooral al de stiekum in
geslopen fouten in zit, houding
en stijl moet corrigeren.
VAKANTIEKAMP
Een uitstekend middel om er
varen te worden is de ruiter
kampvakantie, tijdens welke
men, afgezien var de ochtend
en middaglessen, ook „opgeza
deld" wordt met de algehele
verzorging van het rijdier en
vaak ook dat van zijn stal.
DE HONDENVRIEND verklaart
dat de oudste vriend van de
mens zijn trouwe huis- en
jachtgenoot de hond is; de
paardenvriend daarentegen zegt
dat de oudste vriend van de
mens, het paard is. Wij wagen
dit laatste te betwijfelen: toen
de mens nog, in oerstaat, in de
kleine stamgemeenschapjes van
het verre verleden, als jager zijn
karige kostje bijeengaarde en de
resten van het voedsel wegwierp
op de mestvaalt buiten of bij
zijn woonoord, ontdekte hij dat
zich daar vaak dieren vertoon
den (waren het wolven, vossen,
jakhalzen??) die, bij vriendelijke
benadering, toegankelijk bleken
voor vriendschap. Dit moeten de
eerste „honden" zijn geweest
of in ieder geval, hun verre voor
vaderen. Het paard kwam pas
veel later in deze woongemeen
schap binnen. Toen sprong de
hond hem al blaffend om de be
nen!
Hoe het ook zij: het paard is
al een heel oude vriend van de
mensenfamilie. En een paard is
altijd een dier geweest om trots
op te zijn; bet is sterk en snel
of beide. Is het snel dan is het
zaak dat te kunnen aantonen in
een wedstrijd.
Zolang mens en paard een
eenheid vormen, hebben zij om
het hardst gelopen tegen ande
ren. In ons land werden, al in
de 13e eeuw, wedstrijden ge
houden. Dat was in Friesland;
de Friezen, (en Groningers) zijn
trouwens nog altijd grote paar
denliefhebbers en eens fokten
zij, met edel Arabisch bloed, de
bekende zwarte Friese paarden
die men, met hun mooie lijn,
hun grandeur en elegante allu
re ook in de circussen kan be
wonderen.
Uit dit Friese paard is, in de
loop van de tijd, een nieuw ras
ontsproten; het zijn de zg. dra
vers. De draver loopt voor een
karretje, een sulky (met twee
wielen) en mag niet anders
doen dan draven; zo luiden de
wedstrijdvoorschriften.
Het blijkt dat de halfbloed
die de draver is (er zit wèl een
volbloed onder de voorouders)
het best geschikt is voor de
moeilijke dressuur van het dra
ven.
Het renpaard, dat tijdens de
race alles mag wat hem maar
op de snelste wijze vooruit
brengt, dus vooral galopperen
wat zijn snelste manier van
vooruitkomen is, is afkomstig
van het Engelse volbloedpaard
dat in hoofdzaak terug te voe
ren valt op de Arabische vol
bloed.
De volbloed loopt „onder de
man", zoals dat in paardenter-
men heet; het dier wordt dus
De verzorging van het paard moet deskundig en
bovenal liefdevol zyn
Het paard dat, voor de sul
ky's op de racebanen, zo stevig
en snel voortdraaft, is vaak de
Friese halfbloed. Het is een na
komeling van de paardensoort
die eeuwenlang al diensten
heeft verricht voorde Friezen.
Regelmatig doorschoten met
vers bloed (eerst het bloed van
tijdens de Kruistochten meege
voerde Arabieren, toen dat van
door de Spanjaarden aange
voerde „Moren") groeide het
Friese raspaard uit tot een
mooi, donker dier met een
weelderige beharing van hals
en hoofd, een lange staart en
een aangename volslankheid,
dat bovendien zeer sterk is.
En daarom eerder gebruikt
werd voor het trekwerk dan
voor het snelle werk zoals b.v.
verricht werd door de paarden
van de huzaren. Na de Napo
leontische oorlogen die veel
paarden vroegen en een enorme
uitdunning veroorzaakten,
kreeg de fok een geduchte
knauw; zo erg was het, dat
men bijv. in 1908 nog maar de
beschikking had over een tien
tal Friese zuivere hengsten; een
aantal dat enkele jaren later,
terugliep tot drie!
In 1913, toen dus de nood het
hoogst was, kwam een aantal
paardenminnaars bij elkaar en
richtte de vereniging „Het
Friese Paard" op en begon,
daarbij samenwerkend met het
Fries Paarden Stamboek (FPS),
paarden te fokken met het zeer
beperkte uitgangspunt van
slechts drie hengsten (waar
twintig als eerste voorwaarde
geldt).
In de jaren dertig kocht
Strassburger voor zijn circus
zijn eerste, roetzwarte, glan
zende Friese hengst en dat was
het begin van een circuscarriè
re voor het mooie dier; nu
treedt het in verscheidene cir
cussen op en oogst veel ver
diend succes met zijn volle gra
tie en fraaie gloed.
Maar heeft het dier verder
veel kansen? Deskundigen vre
zen van niet. Het lijkt gedoemd
uit te sterven, tenzij de Staat
er zich (met subsidies) mee zou
gaan bemoeien. "Want voor een
landbouwtaak is er bijna geen
plaats meer voor het paard en
op ander gebied is de vraag
naar dit fraaie, werkwillige,
karaktervolle, Friese paard te
gering om voortfokken verant
woord te maken. Het zou erg
jammer zijn!
Beweging is goed voor het
lichaam dat immers neigt
naar luiheid en traagheid.
Alle beweging, welke dan
ook, is beter dan durende
rust-die-roest. Zo is het ook
met paardrijden: het is een
sport die vrijwel alle spier
groepen van het lichaam tot
arbeid dwingt.
Niet alleen actief wordt men
gedwongen „mee te doen" als
men een paard berijdt, maar ook
passief dient men voortdurend
lichamelijk te reageren: het
zich „mee laten voeren" door
het rijdier, vraagt immers een
voortdurend aanpassen aan rit
me, snelheid, beweging en ook
aan de gesteldheid van de bo
dem, waarop het dier zich
voortbeweegt.
STIMULANS
Op die manier is men, al rij
dende, ferm in de weer en dat
■betekent, dat ademhaling en
bloedsomloop worden gestimu
leerd, dat de noodzaak tot een
goede houding dwingt tot het
spannen van hals-, buik-, rug-
en beenspieren en dat men op
nieuw leert hoe de samenwer
king tussen de spieren en spier
groepen zo effectief mogelijk te
doen verlopen; ook in de paar
desport dient men alle onwille
keurige dus overbodige bewe
gingen te vermijden en dat vergt
helder spiergevoel, beheersing
der spieren en stellig ook zeke
re kracht.
Met andere woorden: paard
rijden Is gezond. Wie het een
tijdje niet heeft gedaan, zal ont
dekken dat, na afloop van een
gespeeld door Don Arendo y
su conjunto met zang van
Arturo Monté's en Alfredo
Remy. Een fijne plaat voor de
liefhebbers en -sters van La
tijns-Amerikaanse klanken. 14
nummers op één plaat, o.a.*
Adelita, China, Baco Flaco, Un
DiadeMananito,
Nochedel Paraguaf,
El Congorito,
Guantanamera,Lupita.Ookmonoafspee!baar.'
Elke maand een nieuwe'Westside' langspeelplaat,
tocht, de spieren duidelijk laten
voelen dat ze veronachtzaamd
zijn geweest; trouwens dat zal
ook het „planken" of „eike
houten achterwerk" wel duide
lijk maken!
IEDEREEN
Iedereen kan paardrijden,
tenzij men, zoals wel duidelijk
is, afwijkingen heeft die in
spanningen onmogelijk maken
of kwalen en ziekten, die niet
samen kunnen gaan met paard
rijden (longkwalen, hartkwa
len niet eens alle trouwens
vergevorderde aderverkal
king, afwijkingen aan nieren
en blaas en blijvende afwijkin
gen aan spijsverteringswegen).
Iedereen begrijpt natuurlijk
dat men, voor paardrijden,
evenals voor andere sporten,
een goede conditie dient te 'heb
ben en als men zekerheid daar
omtrent wenst, dan zal de huis
dokter nauwkeurig kunnen
vertellen of men paard mag
rijden of niet. Men heeft vaak
gezegd (in het verleden dat
nogal bang was voor allerhande
lichamelijke oefeningen en be
wegingen en daarenboven
steeds gereed stond met afkeu
ringen van morele aard) dat
paardrijden voor kinderen niet
goed zou zijn, daar het, „door
het schudden" zo stelde men
dat woordelijk, bepaalde orga
nen zou doen verzakken en er-
Als dat zo zou zijn, -dan zou
vroeger, toen vrijwel iedereen
paard moest rijden (er was geen
ander sneller transportmiddel
immers) elk kind inwendig be
schadigd zijn geweest.
Er is geen sprake van enig
beschadigen door paardrijden,
dat immers niet berust op een
zich laten „schudden", maar
juist gebaseerd is op een tegen
gaan van dat schudden, door
soepele, lenige bewegingen en
opvang.
SPROOKJE
Ook het sprookje dat lang
heeft gegolden, dat meisjes een
breed bekken zouden krijgen
van paardrijden is niet juist,
evenmin als het verkeerd zou
zijn voor de vrouw (zoals ook
zo lang is beweerd). Verder is
het onzin dat de mannenzit
(schrijlings) funest voor haar
zou zijn en (alweer) verzakkin
gen zou veroorzaken.
Een feit is natuurlijk wel dat
(afgezien van andere risico's)
het paardrijden bij zwanger
schap, vooral in de eerste drie,
vier maanden, afgeraden wordt
maar dat Is alweer geen moei
lijk te begrijpen punt. Vrouwen
en meisjes kunnen rustig over
gaan tot paardrijden mits zij
(dat geldt overigens voor alle
sporten) maar zorgen goed ge
traind te worden en in goede
conditie te blijven.
In deze tyd van motorische
expansie is dit wel een ver
ademing
door een jockey bereden. Het
kan snelheden bereiken tot 60
km per uur tijdens een race en
een goede draver komt, al dra
vend, toch ook tot een gemid
delde uursnelheid van 48 tot 49
km. Het dier weet dat vol te
houden over een afstand van 1
tot 4 kilometer en soms nog
langer.
Men rekent een paard op zijn
vijfde jaar volwassen; dan is
de volbloed op zijn hoogtepunt.
De draver echter zal dan nog
goed meekunnen en zelfs op
zijn zesde, zevende, achtste of
negende levensjaar, nog pieken
behalen. Gemiddeld gaat een
draver tot zijn twaalfde mee
(alleen merries mogen na haar
negende niet meer in, de baan
verschijnen).
Op zijn tweede jaar komt een
paard in de baan; dan moet het
tonen wat het waard is en wel
ke sluimerende kwaliteiten het
bezit. Het heeft een eigen naam
en zijn stamboek staat inge
schreven in speciale stamboe
ken; niets over zijn voorouders
wordt verzwegen.
Op zijn derde jaar moet het
dier een soort eindexamen doen
in de vorm van verschillende
courses, waarvan de jaarlijkse
deihy het hoogtepunt is. Dat is
een race over 2400 meter die
uitsluitend bestemd is voor
driejarige beesten.
Na zijn derde jaar doet het
paard mee aan alle wedstrij
den, die voldopn aan de gel
dende eisen: zo loopt een
paard van internationale klasse
niet tegen dieren van lager ge
klasseerde aard.
Wij bezitten in ons land een
aantal draversbanen: Hilver
sum (waarop ook 's winters
wordt gecourst), Duindigt (spe
ciaal voor de volbloeds), Gro
ningen, Alkmaar, Mereveld bij
Utrecht en nog een flink aantal
kleinere banen, overal ver
spreid in ons land.
Het zijn alle lange banen; dit
om ze te onderscheiden van de
korte banen, waarop vooral tij
dens lokale feestelijkheden als
jaarmarkten, kermissen etc.,
kortebaansdraverijen worden
gehouden over een afstand van
300 meter. De dra verbanen zijn
sintelbanen; volbloeds lopen op
gras.
Wie het paard wil leren ken
nen, dient regelmatig de con-
cours-hippiques te bezoeken:
daar immers maakt men kennis
met de talloze varianten, waar
in het mooie dier, dat het paard
is, zich manifesteert in tal van
soortenen rassen.
Er zijn paarden die speciaal
begaafd zijn voor het rijden,
voor het springen, voor het ja
gen; er zijn tuigpaarden, hack
ney's en pony's en verder zijn
er al die rassen: Arabieren,
Anglo-Arabi eren, Engelse en
Franse volbloeds en, in eigen
land, die van het Groningse en
Gelderse type* alsmede die van
het Friese ras.
Al die paarden hebben him
kenmerkende eigenschappen,
hun eigen uiterlijk en hun spe
ciale karaktertrekken die hen
voor bepaalde verrichtingen
geschikt maken. Alleen tijdens
concours-hippiques krijgt men
de kans de verschillende capa
citeiten etc. te bekijken.
De meeste concoursen wor
den gehouden tussen de maan
den mei en oktober, 's Winters
houdt men, in kleiner verband,
veel onderlinge wedstrijden
(tussen jacht- en rij verenigin
gen) en neemt men deel aan
jachten en jacht- en terreinrit-
ten.
Dat is de periode dat de rui
ter zijn paard voorbereidt op
de concourstijd. Met Hemel
vaartsdag begint men meestal;
soms echter vangt men ook
eerder aan. De meeste van de
tientallen courses die gereden
worden in de zomermaanden,
duren één dag; enkele, de zeer
grote, vragen twee dagen. Op
merkelijk is dat vooral de
noordelijke Nederlander een
liefhebber is van paardenfees-
ten.
Kan daarin een rol spelen
het feit, dat men daar nog
meer aan het paard-als-helper-
in-de-landbouw is gehecht
dan elders in het land en het
dier daarom beter kent en
waardeert? Of zit het hem in
de oude voorliefde voor de fok
van eigen rassen zoals het
Friese en Groningse type? Ze
ker is, dat concours-hippiques
zich mogen verheugen in een
steeds groeiende belangstelling.