MET IEDEREEN IS met halfbloeds en volbloeds EEN ECHTE RUITER Fondue voor uN Is paardrijden gezond? 3?5 C(1 albert heijn Iedereen kan paardrijden, maar EN RENNEN &U>6e£ Jaook voor vrouwen en meisjes Het Friese paard Latin-American Moods] MAART 1970 Vakmanschap is meesterschap Bierkenners vragen 58«. want alle waar is naar zijn geld! Fondue Bonrgnignonne Kaasfondue 4.50 incl. Vleesfondue Speciaal 8.75taci. duur De Dravers Renpaarden Course-examen Hippische sporten Jacht ALLERHANDE 11 door Louis Sinner ALS U dit stukje leest, is carnaval in mijn goede dorp al weer ver verleden tijd geworden, maar nu ik al schrij vende achter mijn bureau zit, gonst de hele lucht nog van wilde carnavalsgeruchten. De argeloze buitenstaander denkt weieens dat carnaval een spon taan gebeuren is: als door on zichtbare hand geleid, beginnen op een vastgesteld moment dui zenden mensen te hossen en te joelen. En dat houden ze dan drie volle dagen vol. Dat joelen en hossen is echter slechts het uiterste puntje van een enorme ijsberg: onzichtbaar voor de buitenwereld wordt er in de maanden, die aan het carnaval vooraf gaan, heel wat afge- zwoegd en afgepraat. Het ge vecht om Prins Carnaval kan hoger oplopen dan de verkie zingsstrijd om de gemeente raad. En dan is er de jaarlijks terugkerende klacht dat wel iedereen op de Hoogtijdagen wil dansen en jubelen, maar dat de hele voorbereiding altijd op de schouders van een klein groepje doorzetters terecht komt. WANT ALS U nu denkt dat het voldoende is om een feestneus op te zetten, dan beziet u het carnaval toch te oppervlakkig. Toen wij hier met 250 andere gezinnen uit de grote stad vijf jaar geleden kwamen wonen, werd er in „de nieuwe wijk" onmiddellijk een carnavalsvereniging opgericht, want we wilden allen zo snel mogelijk echte dorpelingen worden. Bij de geestdriftige voorbereiding was het luide la chen, gieren en brullen gebla zen en we hadden het idee, dat de meer ervaren carnavalsvier ders paf zouden staan van de leuke plannetjes die wij tijdens avonden vol jolijt aan het uit broedenwaren geweest. Vervuld van blijde verwach ting legden we toen onze bij dragen aan de camavalsvreug- de voor aan de Raad van Elf. Daar wilde men ons niet ont moedigen, want die Raad heeft nu juist tot taak om te zorgen dat zoveel mogelijk dorpelingen hun bijdragen aan het jaar lijkse festijn geven. Met wel willende aandacht toerden onze plannen bekeken en er werd bedachtzaam geknikt: „Ja, dat hebben wij in 1946 ook al eens geprobeerd. Het is toen niet zo'n sukses geworden, maar misschien hebben jullie meer geluk." CINDSDIEN HEBBEN we geleerd dat de ware carna valvoorbereiders ervaren vak lui zijn, die de mogelijkheden van massale vreugde tot aan de uiterste grenzen onderzoeken en beproeven. En dan het feest zelf: wij ook in onze boerenkieltjes de straat op en maar luid zingen „Glaas je op, laat je rijden", want dat ivas toen de grote hit. Voordat het eerste glaasje bier was ge nuttigd, stampten we al de houten vloeren van de tappe- rijen in elkaar om maar goed te laten blijken dat het carna val ons al helemaal in zijn greep had. Doorgaans wisten de echte dorpelingen hun verba zing goed verborgen te houden, maar in hun ogen blonk de be zorgdheid van een onderwijzer, die denkt: „Hij doet zijn best, maar wat zal hij nog een hoop moeten leren". Na een zichtbare innerlijke tweestrijd, gooide toen een sta tige procuratiehouder alle rem men los en omhelsde Miss Car naval. Het kind schrok zich naar, maar zij kreeg een kort knikje van een vergrijsde dor peling om de joligheid op ge paste wijze mee te spelen. Veel later, toen het bier werkelijk met brede stromen in peilloze keelgaten was verdwenen, zei den enkele geboren en getogen dorpelingen: „Jullie waren wat rap hè. Je moet pas beginnen met stampij te maken, als je er werkelijk zin in hebt en dat kan niet na één glaasje bier." 1\/TAAR HOE moeilijk car- naval voor sommige Bo- ven-Moerdijkers ook nog steeds begint, er komt dat wonderlijke moment waarop het feest in eens in werkelijkheid is losge broken. Honderden toegetakel de mensen dreunen dan door de cafézalen heen en hun bul derend gezang overstemt ge makkelijk de oorverdovende klanken van de carnavalskapel. Ze hossen en ze botsen met grote groepen tegen elkaar in en wie ademnood krijgt, moet de kroeg uitrennen, want men Het eigen paard is een luxe; het paardrijden ech ter is voor vrijwel ieder een bereikbaar. Wie liefde voor het paard voelt (en de meesten van ons doen dat) die zal aldra een goede vriend van het dier zijn en het precies daar kunnen krijgen, waar men het heb ben wil. Benadert men het paard ech ter met andere bedoelingen dan het voortaan als vriend en ge zel bij zich te willen nemen (bijv. omdat paardrijden zo in de mode is en de buren er ook aan doen en omdat het zo chic zou staan, of stoer is, of doet denken aan het wilde westen of wat verder al niet) dan zal het anders en onaangenamer rea geren en „ervoor zorgen", dat het rijden nooit een volledig plezier wordt. TWEE-EENHEID Men moet werkelijk ruiter willen zijn in de meest uitge breide betekenis van het woord (en dat is: voortzetting van het dier; twee-eenheid tussen mens en dier; vriend en meester) dan pas zal men, met al de offers die het vraagt, een voldoening- gevende relatie kunnen opbou wen. Want zo moet men het wel degelijk zien: men moet, als gold he' een mens, een „re latie opbouwen". En dat is t.a.v. een paard, moeilijker dan t.a.v. een hond of kat! En daarbij komt, dat een paard zo groot is (ook de pony is altijd nog een heel dier) en degene die dat niet besefte, voordat h!j het besluit nam, (Advertentie) duldt het niet dat er aan de kant wordt uitgéhijgd. De zeer keurige boekhouder die elke morgen afgemeten zijn vrouw aan de deur op het voorhoofd kust, omdat hij vindt dat uitgebreidere bewijzen van liefde in het openbaar zijn maatschappelijk aanzien zou den kunnen schaden, zie je dan ineens als een gedrevene tussen de bakkersvrouw en de vrouw van het oudste raadslid, rond drijven, terwijl zijn mond lijkt uitgescheurd tot de oren in een uiterste poging om zo hard mo gelijk onverstaanbare klanken uit te stoten. T)AN HEEFT het feest op dinsdagavond zijn hoogte punt bereikt en als dan, ook wij de nieuwelingen, in het holst van de nacht, beneveld maar intens gelukkig thuis ko men, kunnen we ons niet voor stellen dat we een heel jaar zullen moeten wachten voordat dit daverende feest wordt voortgezet. wSJ0?^08.?1® sfeir yan,e.eu gezellig eethuisje. Kaars licht De fondue pruttelend m de pan. Voor prijzen die u met van het buitenshuis eten weerhouden. 7.95 incl. 't WiJnkeWertJe, onder Omlegraclit 101-103, UtrecM. De Leusderhoï, Vlooswijkseweg 1,Leusden. De Jonge Roeien, Kalverstraat 18, Amsterdam. waar het eten goed is en de rekening meevalt. Paard en ruiter vormen als het ware een twee-eenheid naar de manege te gaan om paardrijden te gaan leren, zal gemakkelijk bang voor hem worden. GEEN ANGST En angst is iets waarop het paard heel scherp reageert; het dier vindt uw angst bijzonder gênant en onaangenaam vooral en het zal daarom zeker on prettig en onrustig zijn. Daarom: wie paard wil rij den, moet echt wel even weten wat hij doet en vooral even na gaan wat een paard nu precies voor wezen is. En dat hij daar bij niet af kan gaan op de tra ge, brave, tamme rondsjokkers die in veel maneges de leerlin gen rondzeulen, dat zal wel duidelijk zijn MANEGE De grote belangstelling die de paardesport de laatste jaren ondervindt, is er oorzaak van dat er alom in den lande mane ges uit de grond rijzen. Zoals op elk ander terrein, waar de groei te snel plaatsvindt, zit er veel uitschot tussen. Het hou den van rijscholen of het leiden van maneges is n.l. niet gebon den aan bepaalde diploma's; van enige bescherming is er, op dit gebied, geen sprake. Dat be tekent dat men, indien men een knoeier in handen valt, slecht of geen onderricht zal krijgen op belabberd paardenmateriaal. BETROUWBAAR Daarom: zoek een manege die betrouwbaar is en als de betrokken eigenaar lid is van de Federatie van Nederlandse Rijscholen, Bruggenseweg 11a, Deurne N.Br., tel. 04930-3006, dan kan men rustig aannemen, dat men zich hier in het op zicht van de opleiding en de paarden althans geen buil kan vallen. Waarbij een kleine moeilijk heid optreedt: niet alle goede rijschoolhouders zijn lid van de federatie, welke echter wel in lichtingen kan geven als men die vraagt. Inlichting en die ook gevraagd kunnen worden aan de Hippische Sportbond op het zelfde adres. Is paardrijden in een manege een dure liefhebberij? Een uur lessen kost zoiets als een uur auto-rijles. En dat komt dan neer op 7.50 - 9,- (of iets meer). Daarbij komt de uitrus ting die trouwens ook niet zo vreselijk veel hoeft te kosten. Het gaat natuurlijk, bij al dit rijschool-lessen, om de uitein delijke vrije tocht in de vrije natuur (waarvan de kosten ook niet onoverkomelijk zijn); die vindt plaats na zo'n twintig les uren „binnen,". Dan is men waarlijk een rui ter. En dan „moet" men ver schijnen in de ganse uitrusting des ruiters. Wie er helemaal perfect wil uitzien (en wie wil dat niet?) die voorziet zich van een liefst donker rijjasje dat vanachter voorzien moet zijn vaneen split. TENUE Daarbij een niet te ruime pullover of ferme trui met een riem om het middel. Des zo mers kan in overhemd worden gereden; opbollen van de stof dient vermeden te worden; het maakt een gebochelde ruiter van de mooist-zittende man (of vrouw). De moderne, nauwslui tende hemden zijn hier prach tig op hun plaats. Dan is een passende rijbroek van groot belang. Zo'n broek koopt men van 50 - 160. Voor been en voet is eigenlijk alleen de stevige rijlaars geschikt. Men levert ze in leder en dan kosten ze zoiets als 90,- - 175,-, maar er zijn er ook die gemaakt zijn van rubber en die een uitstekend en volkomen verantwoord model hebben en dan aanmerkelijk goedkoper: 30,- 40,-. Men heeft (soms) sporen aan die laarzen nodig: 15,- - 20,-. ZOLEN Bij het aanschaffen van de laarzen lette men op dat de zo len ervan doorlopen tot de hak zodat, aan het eind van de voorvoet (waar de voetholte be gint) geen rand ontstaat, waar achter de voet zou blijven ha ken bij ee>- (mogelijke) val. Nog iets: de lusjes van die laarzen mogen niet zichtbaar worden op de kuit; ze moeten weggeduwd worden naar bin nen. Men kan ook wel rijden met hoge veterschoenen maar mooi is ar.ders. Ook lederen been stukken kunnen natuurlijk dienst doen, maar ze hinderen de bewegingen met hun stijf heid en zijn lastig bij de knie. Wat die sporen aangaat: niet elke instructeur zal deze voor schrijven en het is heus geen schande er zonder te rijden. ZILVER Maar als men ze draagt, dan moeten ze glimmen als zilver. Stompe sporen zijn beter dan scherpe (die vaak gewoon ver boden zijn). Dan is er het rij- stokje of - zweepje (van 7,- - 30,-1; van wilg of hazelaar en 1 - 1.10 m lang; het wordt in de hand gehouden waarmee wordt gedreven. Nooit in de schaft van de laars. Op het hoofd draagt men de zwart fluwelen rijpet (ofwel „cap" in het Engels) of een. doodgewone sportpet die echter (zoals de „cap" wél doet) geen enkele bescherming geeft tegen stoten (tegen takken) of vallen. Zo'n cap kost 30,45,-. Handschoenen zijn meestal niet nodig, maar men moet ze wel dragen als het koud is; stoffen handschoenen zijn vooral bij regenweer handig; ze voorkomen doorglijden op natte teugels. Voor (jonge) vrouwen gelden al de bovenstaande re gels evenzeer. UITRUSTING PAARD Wat de uitrusting van het paard aangaat: daarmee krijgt men pas te maken als men zichzelf een paard aanschaft en het komt dan neer op een goed zadel, deken, zadeldek, singel, voortuig, beugels, beugelrie- men, hoofdstel, teugels etc. Natuurlijk is het eerste uit stapje buiten niet het teken dat men een volleerd ruiter is; men begint dan pas. Dat betekent, dat men daarna bepaald nog regelmatig dient te blijven les sen en vooral al de stiekum in geslopen fouten in zit, houding en stijl moet corrigeren. VAKANTIEKAMP Een uitstekend middel om er varen te worden is de ruiter kampvakantie, tijdens welke men, afgezien var de ochtend en middaglessen, ook „opgeza deld" wordt met de algehele verzorging van het rijdier en vaak ook dat van zijn stal. DE HONDENVRIEND verklaart dat de oudste vriend van de mens zijn trouwe huis- en jachtgenoot de hond is; de paardenvriend daarentegen zegt dat de oudste vriend van de mens, het paard is. Wij wagen dit laatste te betwijfelen: toen de mens nog, in oerstaat, in de kleine stamgemeenschapjes van het verre verleden, als jager zijn karige kostje bijeengaarde en de resten van het voedsel wegwierp op de mestvaalt buiten of bij zijn woonoord, ontdekte hij dat zich daar vaak dieren vertoon den (waren het wolven, vossen, jakhalzen??) die, bij vriendelijke benadering, toegankelijk bleken voor vriendschap. Dit moeten de eerste „honden" zijn geweest of in ieder geval, hun verre voor vaderen. Het paard kwam pas veel later in deze woongemeen schap binnen. Toen sprong de hond hem al blaffend om de be nen! Hoe het ook zij: het paard is al een heel oude vriend van de mensenfamilie. En een paard is altijd een dier geweest om trots op te zijn; bet is sterk en snel of beide. Is het snel dan is het zaak dat te kunnen aantonen in een wedstrijd. Zolang mens en paard een eenheid vormen, hebben zij om het hardst gelopen tegen ande ren. In ons land werden, al in de 13e eeuw, wedstrijden ge houden. Dat was in Friesland; de Friezen, (en Groningers) zijn trouwens nog altijd grote paar denliefhebbers en eens fokten zij, met edel Arabisch bloed, de bekende zwarte Friese paarden die men, met hun mooie lijn, hun grandeur en elegante allu re ook in de circussen kan be wonderen. Uit dit Friese paard is, in de loop van de tijd, een nieuw ras ontsproten; het zijn de zg. dra vers. De draver loopt voor een karretje, een sulky (met twee wielen) en mag niet anders doen dan draven; zo luiden de wedstrijdvoorschriften. Het blijkt dat de halfbloed die de draver is (er zit wèl een volbloed onder de voorouders) het best geschikt is voor de moeilijke dressuur van het dra ven. Het renpaard, dat tijdens de race alles mag wat hem maar op de snelste wijze vooruit brengt, dus vooral galopperen wat zijn snelste manier van vooruitkomen is, is afkomstig van het Engelse volbloedpaard dat in hoofdzaak terug te voe ren valt op de Arabische vol bloed. De volbloed loopt „onder de man", zoals dat in paardenter- men heet; het dier wordt dus De verzorging van het paard moet deskundig en bovenal liefdevol zyn Het paard dat, voor de sul ky's op de racebanen, zo stevig en snel voortdraaft, is vaak de Friese halfbloed. Het is een na komeling van de paardensoort die eeuwenlang al diensten heeft verricht voorde Friezen. Regelmatig doorschoten met vers bloed (eerst het bloed van tijdens de Kruistochten meege voerde Arabieren, toen dat van door de Spanjaarden aange voerde „Moren") groeide het Friese raspaard uit tot een mooi, donker dier met een weelderige beharing van hals en hoofd, een lange staart en een aangename volslankheid, dat bovendien zeer sterk is. En daarom eerder gebruikt werd voor het trekwerk dan voor het snelle werk zoals b.v. verricht werd door de paarden van de huzaren. Na de Napo leontische oorlogen die veel paarden vroegen en een enorme uitdunning veroorzaakten, kreeg de fok een geduchte knauw; zo erg was het, dat men bijv. in 1908 nog maar de beschikking had over een tien tal Friese zuivere hengsten; een aantal dat enkele jaren later, terugliep tot drie! In 1913, toen dus de nood het hoogst was, kwam een aantal paardenminnaars bij elkaar en richtte de vereniging „Het Friese Paard" op en begon, daarbij samenwerkend met het Fries Paarden Stamboek (FPS), paarden te fokken met het zeer beperkte uitgangspunt van slechts drie hengsten (waar twintig als eerste voorwaarde geldt). In de jaren dertig kocht Strassburger voor zijn circus zijn eerste, roetzwarte, glan zende Friese hengst en dat was het begin van een circuscarriè re voor het mooie dier; nu treedt het in verscheidene cir cussen op en oogst veel ver diend succes met zijn volle gra tie en fraaie gloed. Maar heeft het dier verder veel kansen? Deskundigen vre zen van niet. Het lijkt gedoemd uit te sterven, tenzij de Staat er zich (met subsidies) mee zou gaan bemoeien. "Want voor een landbouwtaak is er bijna geen plaats meer voor het paard en op ander gebied is de vraag naar dit fraaie, werkwillige, karaktervolle, Friese paard te gering om voortfokken verant woord te maken. Het zou erg jammer zijn! Beweging is goed voor het lichaam dat immers neigt naar luiheid en traagheid. Alle beweging, welke dan ook, is beter dan durende rust-die-roest. Zo is het ook met paardrijden: het is een sport die vrijwel alle spier groepen van het lichaam tot arbeid dwingt. Niet alleen actief wordt men gedwongen „mee te doen" als men een paard berijdt, maar ook passief dient men voortdurend lichamelijk te reageren: het zich „mee laten voeren" door het rijdier, vraagt immers een voortdurend aanpassen aan rit me, snelheid, beweging en ook aan de gesteldheid van de bo dem, waarop het dier zich voortbeweegt. STIMULANS Op die manier is men, al rij dende, ferm in de weer en dat ■betekent, dat ademhaling en bloedsomloop worden gestimu leerd, dat de noodzaak tot een goede houding dwingt tot het spannen van hals-, buik-, rug- en beenspieren en dat men op nieuw leert hoe de samenwer king tussen de spieren en spier groepen zo effectief mogelijk te doen verlopen; ook in de paar desport dient men alle onwille keurige dus overbodige bewe gingen te vermijden en dat vergt helder spiergevoel, beheersing der spieren en stellig ook zeke re kracht. Met andere woorden: paard rijden Is gezond. Wie het een tijdje niet heeft gedaan, zal ont dekken dat, na afloop van een gespeeld door Don Arendo y su conjunto met zang van Arturo Monté's en Alfredo Remy. Een fijne plaat voor de liefhebbers en -sters van La tijns-Amerikaanse klanken. 14 nummers op één plaat, o.a.* Adelita, China, Baco Flaco, Un DiadeMananito, Nochedel Paraguaf, El Congorito, Guantanamera,Lupita.Ookmonoafspee!baar.' Elke maand een nieuwe'Westside' langspeelplaat, tocht, de spieren duidelijk laten voelen dat ze veronachtzaamd zijn geweest; trouwens dat zal ook het „planken" of „eike houten achterwerk" wel duide lijk maken! IEDEREEN Iedereen kan paardrijden, tenzij men, zoals wel duidelijk is, afwijkingen heeft die in spanningen onmogelijk maken of kwalen en ziekten, die niet samen kunnen gaan met paard rijden (longkwalen, hartkwa len niet eens alle trouwens vergevorderde aderverkal king, afwijkingen aan nieren en blaas en blijvende afwijkin gen aan spijsverteringswegen). Iedereen begrijpt natuurlijk dat men, voor paardrijden, evenals voor andere sporten, een goede conditie dient te 'heb ben en als men zekerheid daar omtrent wenst, dan zal de huis dokter nauwkeurig kunnen vertellen of men paard mag rijden of niet. Men heeft vaak gezegd (in het verleden dat nogal bang was voor allerhande lichamelijke oefeningen en be wegingen en daarenboven steeds gereed stond met afkeu ringen van morele aard) dat paardrijden voor kinderen niet goed zou zijn, daar het, „door het schudden" zo stelde men dat woordelijk, bepaalde orga nen zou doen verzakken en er- Als dat zo zou zijn, -dan zou vroeger, toen vrijwel iedereen paard moest rijden (er was geen ander sneller transportmiddel immers) elk kind inwendig be schadigd zijn geweest. Er is geen sprake van enig beschadigen door paardrijden, dat immers niet berust op een zich laten „schudden", maar juist gebaseerd is op een tegen gaan van dat schudden, door soepele, lenige bewegingen en opvang. SPROOKJE Ook het sprookje dat lang heeft gegolden, dat meisjes een breed bekken zouden krijgen van paardrijden is niet juist, evenmin als het verkeerd zou zijn voor de vrouw (zoals ook zo lang is beweerd). Verder is het onzin dat de mannenzit (schrijlings) funest voor haar zou zijn en (alweer) verzakkin gen zou veroorzaken. Een feit is natuurlijk wel dat (afgezien van andere risico's) het paardrijden bij zwanger schap, vooral in de eerste drie, vier maanden, afgeraden wordt maar dat Is alweer geen moei lijk te begrijpen punt. Vrouwen en meisjes kunnen rustig over gaan tot paardrijden mits zij (dat geldt overigens voor alle sporten) maar zorgen goed ge traind te worden en in goede conditie te blijven. In deze tyd van motorische expansie is dit wel een ver ademing door een jockey bereden. Het kan snelheden bereiken tot 60 km per uur tijdens een race en een goede draver komt, al dra vend, toch ook tot een gemid delde uursnelheid van 48 tot 49 km. Het dier weet dat vol te houden over een afstand van 1 tot 4 kilometer en soms nog langer. Men rekent een paard op zijn vijfde jaar volwassen; dan is de volbloed op zijn hoogtepunt. De draver echter zal dan nog goed meekunnen en zelfs op zijn zesde, zevende, achtste of negende levensjaar, nog pieken behalen. Gemiddeld gaat een draver tot zijn twaalfde mee (alleen merries mogen na haar negende niet meer in, de baan verschijnen). Op zijn tweede jaar komt een paard in de baan; dan moet het tonen wat het waard is en wel ke sluimerende kwaliteiten het bezit. Het heeft een eigen naam en zijn stamboek staat inge schreven in speciale stamboe ken; niets over zijn voorouders wordt verzwegen. Op zijn derde jaar moet het dier een soort eindexamen doen in de vorm van verschillende courses, waarvan de jaarlijkse deihy het hoogtepunt is. Dat is een race over 2400 meter die uitsluitend bestemd is voor driejarige beesten. Na zijn derde jaar doet het paard mee aan alle wedstrij den, die voldopn aan de gel dende eisen: zo loopt een paard van internationale klasse niet tegen dieren van lager ge klasseerde aard. Wij bezitten in ons land een aantal draversbanen: Hilver sum (waarop ook 's winters wordt gecourst), Duindigt (spe ciaal voor de volbloeds), Gro ningen, Alkmaar, Mereveld bij Utrecht en nog een flink aantal kleinere banen, overal ver spreid in ons land. Het zijn alle lange banen; dit om ze te onderscheiden van de korte banen, waarop vooral tij dens lokale feestelijkheden als jaarmarkten, kermissen etc., kortebaansdraverijen worden gehouden over een afstand van 300 meter. De dra verbanen zijn sintelbanen; volbloeds lopen op gras. Wie het paard wil leren ken nen, dient regelmatig de con- cours-hippiques te bezoeken: daar immers maakt men kennis met de talloze varianten, waar in het mooie dier, dat het paard is, zich manifesteert in tal van soortenen rassen. Er zijn paarden die speciaal begaafd zijn voor het rijden, voor het springen, voor het ja gen; er zijn tuigpaarden, hack ney's en pony's en verder zijn er al die rassen: Arabieren, Anglo-Arabi eren, Engelse en Franse volbloeds en, in eigen land, die van het Groningse en Gelderse type* alsmede die van het Friese ras. Al die paarden hebben him kenmerkende eigenschappen, hun eigen uiterlijk en hun spe ciale karaktertrekken die hen voor bepaalde verrichtingen geschikt maken. Alleen tijdens concours-hippiques krijgt men de kans de verschillende capa citeiten etc. te bekijken. De meeste concoursen wor den gehouden tussen de maan den mei en oktober, 's Winters houdt men, in kleiner verband, veel onderlinge wedstrijden (tussen jacht- en rij verenigin gen) en neemt men deel aan jachten en jacht- en terreinrit- ten. Dat is de periode dat de rui ter zijn paard voorbereidt op de concourstijd. Met Hemel vaartsdag begint men meestal; soms echter vangt men ook eerder aan. De meeste van de tientallen courses die gereden worden in de zomermaanden, duren één dag; enkele, de zeer grote, vragen twee dagen. Op merkelijk is dat vooral de noordelijke Nederlander een liefhebber is van paardenfees- ten. Kan daarin een rol spelen het feit, dat men daar nog meer aan het paard-als-helper- in-de-landbouw is gehecht dan elders in het land en het dier daarom beter kent en waardeert? Of zit het hem in de oude voorliefde voor de fok van eigen rassen zoals het Friese en Groningse type? Ze ker is, dat concours-hippiques zich mogen verheugen in een steeds groeiende belangstelling.

Allerhande | 1970 | | pagina 11