Mens-van-nu terug
brengen
naar de natuur
De gierige molenaar
die geen rust vond
LEVENSTAAK VAN JACQUES
GAZENBEEK
chVolkoren-
koeken
75
lf5
JACQUES GAZENBEEK VERTELT EEN
VAN ZIJN VELUWSE SAGEN
Oh Chocolade
vlokken
mm
ChMergpijpjes
Wie is hij?
„Boerenbloed"
De kleuren van nu
Bloeiende meidoorn I
CU Magere
Chocolade Melk
Puur doos 200 gram 85
Melk doos 200 gram 88
CD Damesver band
EBRUARI 1969
ALLERHANDE
A
7
4Vti noemen mijn 12-jarige j
tarijne, mijn vrouw en ik ons-
,e\i al ruim drie jaar dorpelin
gen,
maar u voelt natuurlijk
dat het voor een stedeling
tiet voldoende is naar het plat-
eland le verhuizen om de titel
lorpeling te krijgen. In feite
>an de stedeling die titel nooit
fgrwervenal doel hij nog zo
-ijn best. En heusik doe nu al
Irie jaar heel erg mijn best. Ik
jen zelf mest gaan kruien voor
|DS tuintje. Ik ben losjes-weg
nan praten over koeien en ko-
,gn. Ik heb me zelfs een afge-
mabbeld pijpje en een bemod-
fcrde broek aangeschaft, maar j
ie echte plattelander bleef in
tij toch de amateur zien.
Ten eerste dreigt er doorlo-
iend het gevaar van overdrij- II
ïinp. Op zondag in een bleek- j
wassen blauwe overall hel
nkruid uit het tuintje venoij-
igren, is natuurlijk helemaal
out, want op zondag loopt, de j
jjare plattelander in een mnat-
'ostvum en met hagelwit over
eind over de dorpsbrink. Dal
(gekloven pijpje bleek ook een
nisser, want de tegenwoordige
grariër rookt filtersigaretten.
Jtlfs iets kruidigs over de gev
ende mest zeggen, als men
an het kruien is, oogst slechts
meelijdende verbazing, want
de ware akker wordt met
vnstmest op peil gehouden.
laten we elkaar goed begrij-
en: de dorpelingen zijri
nom vriendelijk voor ons en
zeggen doorlopend dat ze
'ij zijn dat we in hun dorp
ijn gaan wonen, maar in onze
meenteraad blijft men hard-
tekkig over „de nieuwe wijk"
preken, als men zijn zorgend
nog laat weiden over de 250
iezinnen die met ons de grote
tad zijn ontvlucht.
De toon is dan doorgaans wat
mwarig, alsof de vroede vade-
m willen zeggen: „De stak
ers en ze proberen het zo dap-
er". Zelfs het feit dat enkele
nieuwe-wijkers" lid van de
jod werden, heeft daaraan
iet veel veranderd. Zeker, de
ieuwe raadsleden werden van
arte welkom geheten, één
:erd er zelfs wethouder, maar
I; ze komen aanrennen met
an dikke handboeken over
\aatsrecht en hun losbladige
Ktboeken, dan zegt het oudste
udslid dat al 32 jaar in het
age college zitting heeft: „Jul-
t mogen beter kunnen kletsen
tan wij en meer boeken hebben
dezen, maar jullie hebt nog
eeds n&et goed begrepen wat
en dorp nu feitelijk is".
Onze burgemeester schiet
an altijd de nieuwe leden te
alp, maar dat is ook wel een
eel klein beetje eigenbelang,
mt hij is pas tien jaar burge-
veester in ons dorp en ook hij
boet zo nu en dan horen: „Als
burgemeester een echte dor-
Iing was, zou hij wel criders
nten".
Toch zijn we in de laatste
tanden wat méér dorpeling
worden en dat alles dank zij
ieke, die kraamverzorgster
il worden en deswege ons ge-
n als proefveldje kreeg toege-
ezen: mijn vrouw zou haar
ldurende enkele maanden le-
n hoe een gezin dat juist is
tgebreid bestierd dient te wor-
m.
Na enkele dagen was het al
iIkomen duidelijk dat mijn
rouw van Mieke aan het leren
as, hoe ze het gezin zo geruis-
os mogelijk kon laten draai-
i. Denkt, u nu niet dat Mieke
in slaafse geest uit het steen- j
'dperk is, want de kinderen
i! de buurt prezen haar luide i
ndat ze er zo hip uitzag en 's
aandagsmorgens luisterden j
e tijdens de koffie wat jaloers
aar haar verhalen van tijdens
:t weekeinde.
Jac. Gazenbeek
De toenemende verstedelijking van
onze maatschappij is oorzaak van een
soort „Terug-naar-de-natuur". Dat uit
zich in een steeds dringender vraag
naar recreatiegebieden, naar een huis-
je-op-het-land waarheen men dan ook
op vrije dagen steeds gretiger het
stuur wendt. De natuur blijkt opnieuw
te roepen. De harde moderne maat
schappij van glas. steen en staal doet
de mens ook hunkeren naar bepaalde
aspecten van de goeie ouwe tijd.
Mieke leerde mijn vrouw het
ashouden ten slotte zo goed
to er 's middags als de zon
heen met de twee maanden
ide David gewandeld kon wor
th en omdat iedereen in het
rrp iedereen van geslacht op
xlacht kent, ging mijn vrouw
znen met Mieke op vele boer-
rrijen thee drinken. Na het
trste bezoek meldde mijn
trom: aan de avonddis wat on-
'*er: „David heeft lekker
nee uur lang in de stal gesla-
f." Daar kijk je als vader
el even van op, al zouden dui
nden flatbewoners erg géluk-
'9 zijn als ze het bouwwerk
't hier stal wordt genoemd,
woning zouden krijgen.
'oordat ik voorzichtig kon in
viteren of ik het wel goed
d verstaan, vroeg Marijne:
Hond er een paard in de
i o!?" want sinds twee jaar rost
ij alle r ssen van het dorp af.
mdat er geen paard in de stal
to geweest, zei Marijne ver
enend: „Dat moet je niet
•er doen, Mam, daar lijdt een
*<>V onder als hij op stal móet
aan".
«Bet hier de gewoonte",
fdedigde mijn vrouw, „in de
to staat een baby rustiger dan
nen".
Yoor de zekerheid zijn Ma-
We en ik toch even naar Da-
daan kijken, maar we kon-
m Qeen schadelijke gevolgen
Mekken. Van ons alle vier
Wkt David de beste kans om
P eens volledig als dorpeling
worden aanvaard. Uiteinde-
kan hij later zeggen dat hij
plattelande geboren en geto-
j.i.
LOUIS SINNER
De in de stad verdorde mens
blijkt een bijladen-in-de-na-
tuur steeds meer nodig te heb
ben. De steden blijven groeien
en velen moeien er. of ze wil
len of niet, in leven. Maar dat
wil niet zeggen dat zij niet
toch steeds een zacht hunkeren
voelen naar „buiten" en niet
steeds ook informatie vragen.
Dat verklaart de successen van
radiorubrieken als die van
Garthof, van natuurboeken en
van speciale ANWB-routes in
ons land. Om maar iets te noe
men. En dat verklaart ook
waarom een man als Jacques
Gazenbeek, na een lang leven
van natuurtoewijding met ca
mera en pen, in deze tijd zijn
erkenning krijgt als natuur
kenner maar vooral als natuur
minnaar en als duchtig bevor
deraar van de belangstelling
voor de natuur, voor alles wat
leeft en groeit en bloeit
Wie precies is Jacques Ga
zenbeek die met zijn fotowerk,
zijn boeken, zijn krantenarti
kelen, zoveel mensen terug
heeft gevoerd naar de natuur
naar welke zij zo verlangden,
vaak zonder het zelf te weten?
Hij is Edenaar van geboorte en
nu 73 jaar oud en hij ontving
voor zijn streven inzake de na
tuur en de natuurbescherming,
zijn activiteiten voor de recre
atieve gebieden van ons land
(en dan vooral zijn geliefde
Veluwe) de Orde van Oran-
je-Nassau in de rang van Rid
der, en ook heel eervol, van de
ANWB de jaarlijkse
ANWB-prijs die toegekend
wordt aan personen die zich
bijzonder verdienstelijk hebben
gemaakt in verband met de na
tuur, toeristische stimulansen
en recreatie.
„Mijn vader heeft vooral de
ontstoken", zegt hij, „het was
liefde voor de natuur in mij j
een man die welk weer het ook
was, de natuur introk en ik
ging, als jongen, graag met
hem mee: in regen, mist, storm
of ander ontij trokken we erop
uit de heide op. die toen nog zo
ruimschoots voorhanden was
rondom Ede"
„Mijn vader was een god-
dienstig man en hij heeft in
mij ook die belangstelling voor
sagen en legenden gewekt en
ik heb er heel wat verzameld
en geschreven en binnenkort
hoop ik weer een boek uit te
geven met oud-Veluwse sagen
en legenden".
Hij werd ondanks ambities
in geheel andere richting (eerst
wilde hij officier worden, toen
bakker), tenslotte onderwijzer.
E-n van onderwijzer metamor
foseerde hij tot schrijver. Eerst
van een boerenroman. „Boe
renbloed" getiteld, die toenter
tijd aardig succes had en
het was in het begin van de
jaren dertig dan ook wel
zeshonderd gulden opbracht!
Nee, met schrijven werd de Ne
derlandse auteur niet bepaald
rijk; Jacques Gazenbeek zou
dat aan den lijve ondervinden.
Met een tweede boek Veluwse
schetsen, dat „Tegen paarse
kim" heette, wist hij evenmin
de put der crisisjaren-armoede
te dempen: hij was genood
zaakt, toen hij eenmaal zijn
onderwijzersloopbaan had
beëindigd, journalist te worden
en daarmee ging ook hij de
weg van zovele andere school
meesters: hij werd correspon
dent van verschillende kranten
en schraapte zijn broodje
moeilijk bij elkaar tegen het
tarief van anderhalve cent de
regel, dat in die barre jaren
gold.
Ondertussen keek hij uit
naar een ontsnappingsmoge
lijkheid uit die akelige tredmo
len van klein nieuws, kleine
stukjes en kleine betalingen en,
zo uitkijkend, liep hij eens, in
Ede, tegen een oud-collega op
uit het onderwijs die hem een
ouderwetse platencamera aan
bood met glasplaten en die
fraaie zwarte doek, waaronder
de fotograaf moest wegkruipen
om de zaak in het vizier te
krijgen.
Hij kon het omvangrijke
toestel voor een tientje kopen
en dat bewijst twee dingen:
dat de gulden heel wat meer
waard was dan nu en ook dat
die oud-collega, als onderwij
zer, ook lang niet vet sopte
want het was, zelfs voor die
dagen, „geen geld Zo stapte
Gazenbeek een nieuw metier
binnen: dat van fotograaf. Dat
hij de camera obscura die hem
die stap mogelijk maakte ook
weer op de natuur richtte,
hoeft geen betoog; hij zou er
een hele carrière als natuurfo
tograaf mee opbouwen. Van
„Boerenbloed" schreef en foto
grafeerde hij zich naar vele
fraaie en bekende natuurboe
ken en ten slotte een bezig- I
heid die hem nu nog boeit
naar jubileumboeken en offi-
ciële uitgaven voor grote be
drijven. gemeenten en vereni
gingen voor Vreemdelingenver
keer etc.
L weet hel: liet interieur
kan tegenwoordig opgefleurd
worden met gebruikt oorwer-
pen in de hardste kleuren:
met fel oranje begon het. toen
kwam felgeel en nu ziet men
hardgroen, dieprood en vauk
ook at, heel mooi trouwen',
donkerviolet of paar>. De
emaille-industrie (in Scandi
navië. en West-Duitsland)
ging hier voorop; aldra ech-
ter volgden anderen. In hoe
verre we hier te maken heli-
ben niet een Miel-voorbijgaan-
de mode, zouden wij niet
kunnen zeggen, maar zeker i»
dat de grote magazijnen hele
afdelingen ingericht hebben
mrt dit vrolijke spul. dut in
terieur-deskundige zaken ook
een zee van hipperige voor
werpen aanbieden en dut ook
de makers van hel M e -
pal-gerief (servietstuk-
ken, mokken, bekers, koppen
ete.) uit Lochem zich op de
kleur hebben geworpen. Ook
aij maken bijzondrr-mooie.
spiegelgladde w onderwerkjes
van de vrolijkste stijl en men
ziet er ronde voorraaddoz
in en zich prachtig naar de
ijskast voegende langwerpige
opbergdozen, alsmede fraai-
gevormde serviesstukken.
Langzaam verkeer dat in het
stille herfstbos niet tut de
toon ualt. Een fraaie foto
van Jacques Gazenbeek,
waarover in bijstaand inter
view meer.
„Die camera", vertelt hij.
„was er zo een met glazen pla
ten van 13 bij 18 cm en de
belichting gebeurde met behulp
van een dop op de lens en die
moest je. op het gevoel, enkele
ogenblikken van de lens halen
en dat was dan alles. Ik stelde
het ding voor de eerste keer op
bij een prachtige bloeiende
meidoom in de buurt Dat
werd mijn eerste foto. En
merkwaardig genoeg; het werd
nog een goede foto ook. Ik wist
hem te plaatsen in „Ons Ne
derland", het maandblad van
de Algemene Vereniging voor
Vreemdelingenverkeer. En zo
begon het. Intussen had ik me
natuurlijk verder ontwikkeld
eh vanzelfsprekend schreef ik. j
zoals iedereen, ook gedichtjes
en die werden ook nog opgeno- j
men in een toen bloedrood blad
dat „De Mosgroene" heette en
dat vol stond met opstandige
werkstukjes, zoals toen gebrui
kelijk was. Ik ken nog de titel:
„Bloeiende Lathyrus" heette
mijn eerste publicatie op dit
gebied.
Jacques Gazenbeek heeft,
sinds die moeilijke beginjaren
zijn ster voortdurend zien stij
gen en uiteraard ook in mate
riële zin. Hij kreeg steeds meer
succes met zowel zijn foto's als
zijn schrijfwerk over de natuur
en de schoonheden van die na
tuur en zo ontstond een heel
oeuvre: „Snelle wieken boven
wijde verten"; het bekende
boek „Het wilt en bijster landt
van Veluwen"; „Fluisteringen
van het Verleden", een bundel
oude sagen. Zij kwamen alle
uit bij uitgeverij Terwee in
Putten, een kleine uitgever die
de oorlog niet overleefde om
dat ook hij. met de andere
mannen van zijn dorp. naar de
vernietiging werd gevoerd in
Duitse kampen. „Langs
ruischend riet naar wijde wa
teren" heette het boek dat hij
schreef over ie kop van O ver
inmiddels was Gazenbeek
hoofdredakteur geworden van
de Edesche Courant en ontwik
kelde zijn veelzijdigheid nog
als toneelresencent. Hij schreef
vervolgens zijn drie bekende
natuurboeken „Langs heizoom
en hessenspoor", „Dwalend tus
sen heuvels en valleien" en
„Dwalend langs eenzamen pa
den", alle boekwerken die
doortrokken zijn van liefde
voor de natuur, voor de
mensen en dieren van het wij
de land en die een sfeer ade
men van zon- en wind-doora-
demde verten; ze zijn een bron
van natuurkennis en natuur
liefde. Zijn laatste werk na
een aantal boeken die in op-
Een goedigvriendelijk en
humoristisch gelaat van
een oude bewoner van '.le
Veluwe (foto Gazenbeek)
dracht werden geschreven is
„De Veluwe. Luisterrijk land
tussen Randmeer en Rijn"; het
heeft zijn derde druk beleefd.
Het is, met de benoeming tot
Ridder in de Orde van Oran-
je-Nassau en de eervolle ver
melding van de ANWB, de
kroon op het werk van Jacques
Gazenbeek. Tot nu toe ten
minste. Want hij gaat voort.
Hij blijft de nog altijd wijde
verten van onze natuur door
kruisen zoals hij dat eens met
zijn vader deed. Nu dan met de
camera en het ervaren oog van
de natuurkenner. En met het
geduld dat natuurfotografen
nodig hebbenvoor één foto van
herten moet soms weken ge
post worden. Aan de hand van
zijn werk kan een ieder die
zijn eigen terug-naar-de-natuur
wil bewerkstelligen, op stap
gaan: hij zal een ander mens
worden in de weidsheid van
mooie landschappen met hoge
wolkenluchten erboven.
Molens en molenaars spelen niet zelden een rol in de
oude volksverhalen. Het zijn nogal eens sinistere ver- j
halen. Bijvoorbeeld van molens, die door nachtelijk
bliksemvuur getroffen werden en met een laatste
rondiventeling van het brandende wiekenkruis onder
gingen. Ook wel over molens, geëxploiteerd door god
deloze molenaarsdie met de duivel een verbond sloten
om bijv. ook zonder wind te kunnen malen of onge
straft verkeerde dingen te doen. Verhalen, die, van de
ene generatie op de andere, overgeleverd of doorgege
ven werden en in de loop van de tijd tot sagen werden.
Een interessant verhaal kre
gen we te horen van Willem
die in zijn jonge jaren als
knecht werkte op een oude,
houten molen aan de Veluwe-
zoom. Het is ook weer een
vertelsel waarin het minder
gaat om de werkelijke feiten
dan Wel, zoals in de meeste
sagen en legendes, om de
overwinning van het recht op
het onrecht, de triomf van
het goede over het kwade, van
de machten van het licht over
die van de duisternis.
De grote, van groeven en
scherpe ribben voorziene ste
nen, waartussen in een molen
het graan fijn gemalen wordt,
moeten van tijd tot tijd onder
handen genomen worden. De
fijne ribben verliezen gelei
delijk hun scherpe kanten, de
groeven gaan dicht zitten met
meel en zemelen. De stenen
moeten af en toe „gebild"
worden, zoals dat in mole
naarstermen heet.
„Ik was" zo vertelde
Willem „op een zaterdag
avond (billen deden we altijd
's avonds laat en zonodig des
nachts om oponthoud bij het
malen te voorkomen) al een
tijdje bezig geweest met
'1 billen van de steen en
't zal zo ongeveer of helemaal
middernacht zijn geweest,
toen t precies was, of ik een
vleug tocht, een zucht van de
wind in m'n nek voelde. Ik
keek om of er soms een luik
je losgewaaid was en warem
pel, toen bleef me de mond
van pure verbazing wagen
wijd openstaan
De Doesburgermolen bij Ede die nog uit 1507 stamt en die dc
oudste houten molen van dit type in ons land is; dus wel
degelijk een monument om zuinig op te zijn. Speelde zich
hier het gebeuren af van de molenaar die geen rust vond?
Ik wist niet wat ik zag! Te
gen de kant zat op een zak
rogge een heel oud en heel
mager mannetje doodstil
naar me te kijken. Ik vroeg
me af waar dat heerschap
vandaan gekomen was. Voor
een normaal mens was 't tijd
om in bed te liggen. Een
schooier was 't beslist niet,
want hij was keurig helemaal
in 't zwart gekleed. Hoe. was
dat kereltje zo stil naar bo
ven geslopen? En wat had hij
in de zin? Enfin, ik bleef op
m'n knieën liggen waar ik
was. maar over m'n schouder
zei ik „goeien a vend' Oók nog
laat op stap" Maar dat ventje
zei geen pruim terug. Met z'n
witte handen in mekaar ge
vouwen zat-ie me doodstil aan
te staren: hij bewoog niet eens
en toen ineens weer een die
pe zucht, die ik als tocht in
m'n nek voelde. Ik moet eer
lijk bekennen dat de griezels
me over de rug trokken. Ik
houd niet van dat soort visi
tes, die zo geheimzinnig doen,
niks zeggen en maar zuchten...
Als hij niet vlak bij het
trapgat gezeten had. dan was
ik beslist naar beneden gelo
pen. Ik nam, om toch maar
iets te doen en m'n gedachten
te verzetten, hamer en beitel
weer in de hand en ging ge
woon door met m'n werk. Ge
woon is een beetje sterk uit
gedrukt; dat vreemde kerel
tje speelde toch door m'n ge
dachten. En toen, ineens schoot
door m'n kop. wat ik mijn
baas, de mulder, meermalen
hoorde vertellen. Dat kwam
hierop neer. Jaren geleden had
er op de molen een mulder
gezeten op wie nogal wat aan
te merken was. 't Allerergste
was zijn gierigheid. Hij knoei
de vooral met de maat. Van
ieder, die rogge, haver of
boekweit liet malen, mocht hij,
volgens oud gebruik, een schep
meel nemen; dat was z'n maal
loon. Maar hij nam méér dan
hem toekwam en hij ontzag
zelfs de allerarmsten niet Die
durfden toch niet naar de
schout of naar 't gerecht te lo
pen. En zo stal deze inhalige
molenaar zich rijk. Maar zoals
dat wel meer voorkomt: met
de dood in zicht: op z'n sterf
bed, begon z'n geweten hem
te plagen en wilde hy boeten
voor z'n zonden. Uit pure angst
bezwoer hij z'n vrouw en z'n
volwassen kinderen, dat ze
moesten goedmaken, wat hy
misdaan had. Hij droeg hen
op dertig mud rogge aan de
armen van de buurt te geven.
Maar die nabestaanden trok
ken zich niets aan van de be
lofte, die ze de gierigaard
voor z'n dood gedaan hadden,
't Gevolg was, dat die mul
der na z'n dood geen rust kon
vinden in het graf. Op gezette
tijden liep hij in 't holst van
de nacht in z'n zwarte trouw
pak gekleed, om de oude mo
len te dwalen en als de ste
nen gebild werden, had men
hem 's nachts vaak gezien.
Dan kwam hij daar bij kij
ken
„Het verhaal van die ver
schijning aldus Willem „had
ik meer dan eens horen ver
tellen en nu zag ik dat man
netje daar warempel met eigen
ogen zitten, nog geen twee
meter van me vandaan, t
Was of ik z'n ogen in m'n rug
voelde. Hoe ik ertoe kwam,
weet ik niet, maar ineens
kreeg ik een ingeving. Ik
draaide 't hoofd naar hem om
en zei over m'n schouder „Nou
maat, wat mij betreft, kun je
wel weggaan. Je kunt me by
dat steenbillen toch niet hel
pen. Maar ik zal m'n best
doen dat de armen die dertig
mud rogge nog krygen.
Beter laat dan nooit, moet
je maar denken. En dan kun
jij nou rustig gaan slapen".
U zult niet raden, wat er ge
beurde. Dat magere, oude ke
reltje stond meteen overend
en met een heel zwak stemme
tje zei hij „Geef me de hand
eropZonder grootspraak
kan ik zeggen, niet gauw ver
schrokken te zijn, maar hier
had ik toch geen tabak van....
En ik stak m'n hand niet uit!
Ik had wel eens gehoord, dat
zoiets gevaarlijk kan wezen.
Ik dacht „Willem, aan jouw
lyf geen poleneize, niks hand
jes geven
Ik greep de houten meel-
schepper, die op de vloer lag
en stak èm die toe. Als een
kat greep hy 't andere eind
vast „Ik geeft 't aan de baas
door van die rogge, ik houd
m'n woord", zei ik en op 't
zelfde ogenblik was hij ver
dwenen. Net of-ie was opge
lost in de lucht, zoals een rook
wolkje dat je wegblaast
Ik stond beteuterd te kijken.
Had ik 't allemaal gedroomd?
Had ik zo in m'n rikketik ge
zeten. dat ik spoken gezien
had, dingen die niet beston
den. Natuurlijk was 't geen
echte man geweest, maar zo
iets als de geest van die gie
rige mulder.
En toch, waar hij de hou
ten schep had vastgehouden,
stond de duidelijke afdruk
van een kleine hand. Zo zwart,
of die erin gebrand was
De volgende morgen heb ik
m'n baas natuurlijk verteld,
wat me bij 't steenbillen over
komen was. Hij lachte me uit,
maar toen heb ik èm meege
nomen naar de maalzolder en
liet hem de houten meelschep
zien. „Nou, dat is kras" zucht
te hij, „Weet je, wat we doen
Willem, we zullen zorgen, dat
die dertig mud rogge vandaag
nog bij de diaconie gebracht
wordt". Dat is toen gebeurd.
Na die tijd heb ik nog heel
wat keren de stenen in de mo
len gebild, ook in 't holst van
de nacht, maar dat oude man
netje heb ik nooit teruggezien.
Anderen trouwens evenmin. Ja
die schep! Die heeft nog ja
ren op de maalzolder gehan
gen. maar in 1914 kwam er bij
de mobilisatie een officier m
Ede, die èm voor een tientje
van de baas kocht en mee
nam naar Amsterdam
Jac. Gazenbeek
fn Ma</cn
Chocolademelk
Chocolademelk voor de
slanke lijn. Vol van smaak.
verser bij
5; chocolade
Viokken
pour Cn
Speciaal voor de kinderen
verpakt in grappige doos.
Fors pak voor vele graag ge
geten boterhammen.
doos 18 stuks
215 gram)
Fijn van smaak en gezond
dankzij het meel van de volle
tarwekorrel en moutextract.
En natuurlijk ovenvers!
Voldoet aan de hoogste
eisen wat betreft zachtheid, T
vormvastheid, absorptiever- f
mogen en veiligheid. Boven
dien door dubbele tissue
rondom beschermd.
pak 10 stuks 80
IS HEINTJE
At HET VRIENDJE
\VAN UW KINDEREN)
HEINTJE -
Albert Heijns
Vrolijk - "Ike IJ
dager»- Jeugdblad
Voor t2 cent bij
AH-Margarinc
met cognacsmaak
doosje 5 stuks
Weer zo'n proeve van be
kwaamheid van de AH-
bakkers. Zij hebben hun
best er op gedaan en wilier)
graag dat u van die nieuwe
mergpijpjes geniet. Even aan
denken, als u de boodschap
pen doet!