Mens-van-nu terug brengen naar de natuur De gierige molenaar die geen rust vond LEVENSTAAK VAN JACQUES GAZENBEEK chVolkoren- koeken 75 lf5 JACQUES GAZENBEEK VERTELT EEN VAN ZIJN VELUWSE SAGEN Oh Chocolade vlokken mm ChMergpijpjes Wie is hij? „Boerenbloed" De kleuren van nu Bloeiende meidoorn I CU Magere Chocolade Melk Puur doos 200 gram 85 Melk doos 200 gram 88 CD Damesver band EBRUARI 1969 ALLERHANDE A 7 4Vti noemen mijn 12-jarige j tarijne, mijn vrouw en ik ons- ,e\i al ruim drie jaar dorpelin gen, maar u voelt natuurlijk dat het voor een stedeling tiet voldoende is naar het plat- eland le verhuizen om de titel lorpeling te krijgen. In feite >an de stedeling die titel nooit fgrwervenal doel hij nog zo -ijn best. En heusik doe nu al Irie jaar heel erg mijn best. Ik jen zelf mest gaan kruien voor |DS tuintje. Ik ben losjes-weg nan praten over koeien en ko- ,gn. Ik heb me zelfs een afge- mabbeld pijpje en een bemod- fcrde broek aangeschaft, maar j ie echte plattelander bleef in tij toch de amateur zien. Ten eerste dreigt er doorlo- iend het gevaar van overdrij- II ïinp. Op zondag in een bleek- j wassen blauwe overall hel nkruid uit het tuintje venoij- igren, is natuurlijk helemaal out, want op zondag loopt, de j jjare plattelander in een mnat- 'ostvum en met hagelwit over eind over de dorpsbrink. Dal (gekloven pijpje bleek ook een nisser, want de tegenwoordige grariër rookt filtersigaretten. Jtlfs iets kruidigs over de gev ende mest zeggen, als men an het kruien is, oogst slechts meelijdende verbazing, want de ware akker wordt met vnstmest op peil gehouden. laten we elkaar goed begrij- en: de dorpelingen zijri nom vriendelijk voor ons en zeggen doorlopend dat ze 'ij zijn dat we in hun dorp ijn gaan wonen, maar in onze meenteraad blijft men hard- tekkig over „de nieuwe wijk" preken, als men zijn zorgend nog laat weiden over de 250 iezinnen die met ons de grote tad zijn ontvlucht. De toon is dan doorgaans wat mwarig, alsof de vroede vade- m willen zeggen: „De stak ers en ze proberen het zo dap- er". Zelfs het feit dat enkele nieuwe-wijkers" lid van de jod werden, heeft daaraan iet veel veranderd. Zeker, de ieuwe raadsleden werden van arte welkom geheten, één :erd er zelfs wethouder, maar I; ze komen aanrennen met an dikke handboeken over \aatsrecht en hun losbladige Ktboeken, dan zegt het oudste udslid dat al 32 jaar in het age college zitting heeft: „Jul- t mogen beter kunnen kletsen tan wij en meer boeken hebben dezen, maar jullie hebt nog eeds n&et goed begrepen wat en dorp nu feitelijk is". Onze burgemeester schiet an altijd de nieuwe leden te alp, maar dat is ook wel een eel klein beetje eigenbelang, mt hij is pas tien jaar burge- veester in ons dorp en ook hij boet zo nu en dan horen: „Als burgemeester een echte dor- Iing was, zou hij wel criders nten". Toch zijn we in de laatste tanden wat méér dorpeling worden en dat alles dank zij ieke, die kraamverzorgster il worden en deswege ons ge- n als proefveldje kreeg toege- ezen: mijn vrouw zou haar ldurende enkele maanden le- n hoe een gezin dat juist is tgebreid bestierd dient te wor- m. Na enkele dagen was het al iIkomen duidelijk dat mijn rouw van Mieke aan het leren as, hoe ze het gezin zo geruis- os mogelijk kon laten draai- i. Denkt, u nu niet dat Mieke in slaafse geest uit het steen- j 'dperk is, want de kinderen i! de buurt prezen haar luide i ndat ze er zo hip uitzag en 's aandagsmorgens luisterden j e tijdens de koffie wat jaloers aar haar verhalen van tijdens :t weekeinde. Jac. Gazenbeek De toenemende verstedelijking van onze maatschappij is oorzaak van een soort „Terug-naar-de-natuur". Dat uit zich in een steeds dringender vraag naar recreatiegebieden, naar een huis- je-op-het-land waarheen men dan ook op vrije dagen steeds gretiger het stuur wendt. De natuur blijkt opnieuw te roepen. De harde moderne maat schappij van glas. steen en staal doet de mens ook hunkeren naar bepaalde aspecten van de goeie ouwe tijd. Mieke leerde mijn vrouw het ashouden ten slotte zo goed to er 's middags als de zon heen met de twee maanden ide David gewandeld kon wor th en omdat iedereen in het rrp iedereen van geslacht op xlacht kent, ging mijn vrouw znen met Mieke op vele boer- rrijen thee drinken. Na het trste bezoek meldde mijn trom: aan de avonddis wat on- '*er: „David heeft lekker nee uur lang in de stal gesla- f." Daar kijk je als vader el even van op, al zouden dui nden flatbewoners erg géluk- '9 zijn als ze het bouwwerk 't hier stal wordt genoemd, woning zouden krijgen. 'oordat ik voorzichtig kon in viteren of ik het wel goed d verstaan, vroeg Marijne: Hond er een paard in de i o!?" want sinds twee jaar rost ij alle r ssen van het dorp af. mdat er geen paard in de stal to geweest, zei Marijne ver enend: „Dat moet je niet •er doen, Mam, daar lijdt een *<>V onder als hij op stal móet aan". «Bet hier de gewoonte", fdedigde mijn vrouw, „in de to staat een baby rustiger dan nen". Yoor de zekerheid zijn Ma- We en ik toch even naar Da- daan kijken, maar we kon- m Qeen schadelijke gevolgen Mekken. Van ons alle vier Wkt David de beste kans om P eens volledig als dorpeling worden aanvaard. Uiteinde- kan hij later zeggen dat hij plattelande geboren en geto- j.i. LOUIS SINNER De in de stad verdorde mens blijkt een bijladen-in-de-na- tuur steeds meer nodig te heb ben. De steden blijven groeien en velen moeien er. of ze wil len of niet, in leven. Maar dat wil niet zeggen dat zij niet toch steeds een zacht hunkeren voelen naar „buiten" en niet steeds ook informatie vragen. Dat verklaart de successen van radiorubrieken als die van Garthof, van natuurboeken en van speciale ANWB-routes in ons land. Om maar iets te noe men. En dat verklaart ook waarom een man als Jacques Gazenbeek, na een lang leven van natuurtoewijding met ca mera en pen, in deze tijd zijn erkenning krijgt als natuur kenner maar vooral als natuur minnaar en als duchtig bevor deraar van de belangstelling voor de natuur, voor alles wat leeft en groeit en bloeit Wie precies is Jacques Ga zenbeek die met zijn fotowerk, zijn boeken, zijn krantenarti kelen, zoveel mensen terug heeft gevoerd naar de natuur naar welke zij zo verlangden, vaak zonder het zelf te weten? Hij is Edenaar van geboorte en nu 73 jaar oud en hij ontving voor zijn streven inzake de na tuur en de natuurbescherming, zijn activiteiten voor de recre atieve gebieden van ons land (en dan vooral zijn geliefde Veluwe) de Orde van Oran- je-Nassau in de rang van Rid der, en ook heel eervol, van de ANWB de jaarlijkse ANWB-prijs die toegekend wordt aan personen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt in verband met de na tuur, toeristische stimulansen en recreatie. „Mijn vader heeft vooral de ontstoken", zegt hij, „het was liefde voor de natuur in mij j een man die welk weer het ook was, de natuur introk en ik ging, als jongen, graag met hem mee: in regen, mist, storm of ander ontij trokken we erop uit de heide op. die toen nog zo ruimschoots voorhanden was rondom Ede" „Mijn vader was een god- dienstig man en hij heeft in mij ook die belangstelling voor sagen en legenden gewekt en ik heb er heel wat verzameld en geschreven en binnenkort hoop ik weer een boek uit te geven met oud-Veluwse sagen en legenden". Hij werd ondanks ambities in geheel andere richting (eerst wilde hij officier worden, toen bakker), tenslotte onderwijzer. E-n van onderwijzer metamor foseerde hij tot schrijver. Eerst van een boerenroman. „Boe renbloed" getiteld, die toenter tijd aardig succes had en het was in het begin van de jaren dertig dan ook wel zeshonderd gulden opbracht! Nee, met schrijven werd de Ne derlandse auteur niet bepaald rijk; Jacques Gazenbeek zou dat aan den lijve ondervinden. Met een tweede boek Veluwse schetsen, dat „Tegen paarse kim" heette, wist hij evenmin de put der crisisjaren-armoede te dempen: hij was genood zaakt, toen hij eenmaal zijn onderwijzersloopbaan had beëindigd, journalist te worden en daarmee ging ook hij de weg van zovele andere school meesters: hij werd correspon dent van verschillende kranten en schraapte zijn broodje moeilijk bij elkaar tegen het tarief van anderhalve cent de regel, dat in die barre jaren gold. Ondertussen keek hij uit naar een ontsnappingsmoge lijkheid uit die akelige tredmo len van klein nieuws, kleine stukjes en kleine betalingen en, zo uitkijkend, liep hij eens, in Ede, tegen een oud-collega op uit het onderwijs die hem een ouderwetse platencamera aan bood met glasplaten en die fraaie zwarte doek, waaronder de fotograaf moest wegkruipen om de zaak in het vizier te krijgen. Hij kon het omvangrijke toestel voor een tientje kopen en dat bewijst twee dingen: dat de gulden heel wat meer waard was dan nu en ook dat die oud-collega, als onderwij zer, ook lang niet vet sopte want het was, zelfs voor die dagen, „geen geld Zo stapte Gazenbeek een nieuw metier binnen: dat van fotograaf. Dat hij de camera obscura die hem die stap mogelijk maakte ook weer op de natuur richtte, hoeft geen betoog; hij zou er een hele carrière als natuurfo tograaf mee opbouwen. Van „Boerenbloed" schreef en foto grafeerde hij zich naar vele fraaie en bekende natuurboe ken en ten slotte een bezig- I heid die hem nu nog boeit naar jubileumboeken en offi- ciële uitgaven voor grote be drijven. gemeenten en vereni gingen voor Vreemdelingenver keer etc. L weet hel: liet interieur kan tegenwoordig opgefleurd worden met gebruikt oorwer- pen in de hardste kleuren: met fel oranje begon het. toen kwam felgeel en nu ziet men hardgroen, dieprood en vauk ook at, heel mooi trouwen', donkerviolet of paar>. De emaille-industrie (in Scandi navië. en West-Duitsland) ging hier voorop; aldra ech- ter volgden anderen. In hoe verre we hier te maken heli- ben niet een Miel-voorbijgaan- de mode, zouden wij niet kunnen zeggen, maar zeker i» dat de grote magazijnen hele afdelingen ingericht hebben mrt dit vrolijke spul. dut in terieur-deskundige zaken ook een zee van hipperige voor werpen aanbieden en dut ook de makers van hel M e - pal-gerief (servietstuk- ken, mokken, bekers, koppen ete.) uit Lochem zich op de kleur hebben geworpen. Ook aij maken bijzondrr-mooie. spiegelgladde w onderwerkjes van de vrolijkste stijl en men ziet er ronde voorraaddoz in en zich prachtig naar de ijskast voegende langwerpige opbergdozen, alsmede fraai- gevormde serviesstukken. Langzaam verkeer dat in het stille herfstbos niet tut de toon ualt. Een fraaie foto van Jacques Gazenbeek, waarover in bijstaand inter view meer. „Die camera", vertelt hij. „was er zo een met glazen pla ten van 13 bij 18 cm en de belichting gebeurde met behulp van een dop op de lens en die moest je. op het gevoel, enkele ogenblikken van de lens halen en dat was dan alles. Ik stelde het ding voor de eerste keer op bij een prachtige bloeiende meidoom in de buurt Dat werd mijn eerste foto. En merkwaardig genoeg; het werd nog een goede foto ook. Ik wist hem te plaatsen in „Ons Ne derland", het maandblad van de Algemene Vereniging voor Vreemdelingenverkeer. En zo begon het. Intussen had ik me natuurlijk verder ontwikkeld eh vanzelfsprekend schreef ik. j zoals iedereen, ook gedichtjes en die werden ook nog opgeno- j men in een toen bloedrood blad dat „De Mosgroene" heette en dat vol stond met opstandige werkstukjes, zoals toen gebrui kelijk was. Ik ken nog de titel: „Bloeiende Lathyrus" heette mijn eerste publicatie op dit gebied. Jacques Gazenbeek heeft, sinds die moeilijke beginjaren zijn ster voortdurend zien stij gen en uiteraard ook in mate riële zin. Hij kreeg steeds meer succes met zowel zijn foto's als zijn schrijfwerk over de natuur en de schoonheden van die na tuur en zo ontstond een heel oeuvre: „Snelle wieken boven wijde verten"; het bekende boek „Het wilt en bijster landt van Veluwen"; „Fluisteringen van het Verleden", een bundel oude sagen. Zij kwamen alle uit bij uitgeverij Terwee in Putten, een kleine uitgever die de oorlog niet overleefde om dat ook hij. met de andere mannen van zijn dorp. naar de vernietiging werd gevoerd in Duitse kampen. „Langs ruischend riet naar wijde wa teren" heette het boek dat hij schreef over ie kop van O ver inmiddels was Gazenbeek hoofdredakteur geworden van de Edesche Courant en ontwik kelde zijn veelzijdigheid nog als toneelresencent. Hij schreef vervolgens zijn drie bekende natuurboeken „Langs heizoom en hessenspoor", „Dwalend tus sen heuvels en valleien" en „Dwalend langs eenzamen pa den", alle boekwerken die doortrokken zijn van liefde voor de natuur, voor de mensen en dieren van het wij de land en die een sfeer ade men van zon- en wind-doora- demde verten; ze zijn een bron van natuurkennis en natuur liefde. Zijn laatste werk na een aantal boeken die in op- Een goedigvriendelijk en humoristisch gelaat van een oude bewoner van '.le Veluwe (foto Gazenbeek) dracht werden geschreven is „De Veluwe. Luisterrijk land tussen Randmeer en Rijn"; het heeft zijn derde druk beleefd. Het is, met de benoeming tot Ridder in de Orde van Oran- je-Nassau en de eervolle ver melding van de ANWB, de kroon op het werk van Jacques Gazenbeek. Tot nu toe ten minste. Want hij gaat voort. Hij blijft de nog altijd wijde verten van onze natuur door kruisen zoals hij dat eens met zijn vader deed. Nu dan met de camera en het ervaren oog van de natuurkenner. En met het geduld dat natuurfotografen nodig hebbenvoor één foto van herten moet soms weken ge post worden. Aan de hand van zijn werk kan een ieder die zijn eigen terug-naar-de-natuur wil bewerkstelligen, op stap gaan: hij zal een ander mens worden in de weidsheid van mooie landschappen met hoge wolkenluchten erboven. Molens en molenaars spelen niet zelden een rol in de oude volksverhalen. Het zijn nogal eens sinistere ver- j halen. Bijvoorbeeld van molens, die door nachtelijk bliksemvuur getroffen werden en met een laatste rondiventeling van het brandende wiekenkruis onder gingen. Ook wel over molens, geëxploiteerd door god deloze molenaarsdie met de duivel een verbond sloten om bijv. ook zonder wind te kunnen malen of onge straft verkeerde dingen te doen. Verhalen, die, van de ene generatie op de andere, overgeleverd of doorgege ven werden en in de loop van de tijd tot sagen werden. Een interessant verhaal kre gen we te horen van Willem die in zijn jonge jaren als knecht werkte op een oude, houten molen aan de Veluwe- zoom. Het is ook weer een vertelsel waarin het minder gaat om de werkelijke feiten dan Wel, zoals in de meeste sagen en legendes, om de overwinning van het recht op het onrecht, de triomf van het goede over het kwade, van de machten van het licht over die van de duisternis. De grote, van groeven en scherpe ribben voorziene ste nen, waartussen in een molen het graan fijn gemalen wordt, moeten van tijd tot tijd onder handen genomen worden. De fijne ribben verliezen gelei delijk hun scherpe kanten, de groeven gaan dicht zitten met meel en zemelen. De stenen moeten af en toe „gebild" worden, zoals dat in mole naarstermen heet. „Ik was" zo vertelde Willem „op een zaterdag avond (billen deden we altijd 's avonds laat en zonodig des nachts om oponthoud bij het malen te voorkomen) al een tijdje bezig geweest met '1 billen van de steen en 't zal zo ongeveer of helemaal middernacht zijn geweest, toen t precies was, of ik een vleug tocht, een zucht van de wind in m'n nek voelde. Ik keek om of er soms een luik je losgewaaid was en warem pel, toen bleef me de mond van pure verbazing wagen wijd openstaan De Doesburgermolen bij Ede die nog uit 1507 stamt en die dc oudste houten molen van dit type in ons land is; dus wel degelijk een monument om zuinig op te zijn. Speelde zich hier het gebeuren af van de molenaar die geen rust vond? Ik wist niet wat ik zag! Te gen de kant zat op een zak rogge een heel oud en heel mager mannetje doodstil naar me te kijken. Ik vroeg me af waar dat heerschap vandaan gekomen was. Voor een normaal mens was 't tijd om in bed te liggen. Een schooier was 't beslist niet, want hij was keurig helemaal in 't zwart gekleed. Hoe. was dat kereltje zo stil naar bo ven geslopen? En wat had hij in de zin? Enfin, ik bleef op m'n knieën liggen waar ik was. maar over m'n schouder zei ik „goeien a vend' Oók nog laat op stap" Maar dat ventje zei geen pruim terug. Met z'n witte handen in mekaar ge vouwen zat-ie me doodstil aan te staren: hij bewoog niet eens en toen ineens weer een die pe zucht, die ik als tocht in m'n nek voelde. Ik moet eer lijk bekennen dat de griezels me over de rug trokken. Ik houd niet van dat soort visi tes, die zo geheimzinnig doen, niks zeggen en maar zuchten... Als hij niet vlak bij het trapgat gezeten had. dan was ik beslist naar beneden gelo pen. Ik nam, om toch maar iets te doen en m'n gedachten te verzetten, hamer en beitel weer in de hand en ging ge woon door met m'n werk. Ge woon is een beetje sterk uit gedrukt; dat vreemde kerel tje speelde toch door m'n ge dachten. En toen, ineens schoot door m'n kop. wat ik mijn baas, de mulder, meermalen hoorde vertellen. Dat kwam hierop neer. Jaren geleden had er op de molen een mulder gezeten op wie nogal wat aan te merken was. 't Allerergste was zijn gierigheid. Hij knoei de vooral met de maat. Van ieder, die rogge, haver of boekweit liet malen, mocht hij, volgens oud gebruik, een schep meel nemen; dat was z'n maal loon. Maar hij nam méér dan hem toekwam en hij ontzag zelfs de allerarmsten niet Die durfden toch niet naar de schout of naar 't gerecht te lo pen. En zo stal deze inhalige molenaar zich rijk. Maar zoals dat wel meer voorkomt: met de dood in zicht: op z'n sterf bed, begon z'n geweten hem te plagen en wilde hy boeten voor z'n zonden. Uit pure angst bezwoer hij z'n vrouw en z'n volwassen kinderen, dat ze moesten goedmaken, wat hy misdaan had. Hij droeg hen op dertig mud rogge aan de armen van de buurt te geven. Maar die nabestaanden trok ken zich niets aan van de be lofte, die ze de gierigaard voor z'n dood gedaan hadden, 't Gevolg was, dat die mul der na z'n dood geen rust kon vinden in het graf. Op gezette tijden liep hij in 't holst van de nacht in z'n zwarte trouw pak gekleed, om de oude mo len te dwalen en als de ste nen gebild werden, had men hem 's nachts vaak gezien. Dan kwam hij daar bij kij ken „Het verhaal van die ver schijning aldus Willem „had ik meer dan eens horen ver tellen en nu zag ik dat man netje daar warempel met eigen ogen zitten, nog geen twee meter van me vandaan, t Was of ik z'n ogen in m'n rug voelde. Hoe ik ertoe kwam, weet ik niet, maar ineens kreeg ik een ingeving. Ik draaide 't hoofd naar hem om en zei over m'n schouder „Nou maat, wat mij betreft, kun je wel weggaan. Je kunt me by dat steenbillen toch niet hel pen. Maar ik zal m'n best doen dat de armen die dertig mud rogge nog krygen. Beter laat dan nooit, moet je maar denken. En dan kun jij nou rustig gaan slapen". U zult niet raden, wat er ge beurde. Dat magere, oude ke reltje stond meteen overend en met een heel zwak stemme tje zei hij „Geef me de hand eropZonder grootspraak kan ik zeggen, niet gauw ver schrokken te zijn, maar hier had ik toch geen tabak van.... En ik stak m'n hand niet uit! Ik had wel eens gehoord, dat zoiets gevaarlijk kan wezen. Ik dacht „Willem, aan jouw lyf geen poleneize, niks hand jes geven Ik greep de houten meel- schepper, die op de vloer lag en stak èm die toe. Als een kat greep hy 't andere eind vast „Ik geeft 't aan de baas door van die rogge, ik houd m'n woord", zei ik en op 't zelfde ogenblik was hij ver dwenen. Net of-ie was opge lost in de lucht, zoals een rook wolkje dat je wegblaast Ik stond beteuterd te kijken. Had ik 't allemaal gedroomd? Had ik zo in m'n rikketik ge zeten. dat ik spoken gezien had, dingen die niet beston den. Natuurlijk was 't geen echte man geweest, maar zo iets als de geest van die gie rige mulder. En toch, waar hij de hou ten schep had vastgehouden, stond de duidelijke afdruk van een kleine hand. Zo zwart, of die erin gebrand was De volgende morgen heb ik m'n baas natuurlijk verteld, wat me bij 't steenbillen over komen was. Hij lachte me uit, maar toen heb ik èm meege nomen naar de maalzolder en liet hem de houten meelschep zien. „Nou, dat is kras" zucht te hij, „Weet je, wat we doen Willem, we zullen zorgen, dat die dertig mud rogge vandaag nog bij de diaconie gebracht wordt". Dat is toen gebeurd. Na die tijd heb ik nog heel wat keren de stenen in de mo len gebild, ook in 't holst van de nacht, maar dat oude man netje heb ik nooit teruggezien. Anderen trouwens evenmin. Ja die schep! Die heeft nog ja ren op de maalzolder gehan gen. maar in 1914 kwam er bij de mobilisatie een officier m Ede, die èm voor een tientje van de baas kocht en mee nam naar Amsterdam Jac. Gazenbeek fn Ma</cn Chocolademelk Chocolademelk voor de slanke lijn. Vol van smaak. verser bij 5; chocolade Viokken pour Cn Speciaal voor de kinderen verpakt in grappige doos. Fors pak voor vele graag ge geten boterhammen. doos 18 stuks 215 gram) Fijn van smaak en gezond dankzij het meel van de volle tarwekorrel en moutextract. En natuurlijk ovenvers! Voldoet aan de hoogste eisen wat betreft zachtheid, T vormvastheid, absorptiever- f mogen en veiligheid. Boven dien door dubbele tissue rondom beschermd. pak 10 stuks 80 IS HEINTJE At HET VRIENDJE \VAN UW KINDEREN) HEINTJE - Albert Heijns Vrolijk - "Ike IJ dager»- Jeugdblad Voor t2 cent bij AH-Margarinc met cognacsmaak doosje 5 stuks Weer zo'n proeve van be kwaamheid van de AH- bakkers. Zij hebben hun best er op gedaan en wilier) graag dat u van die nieuwe mergpijpjes geniet. Even aan denken, als u de boodschap pen doet!

Allerhande | 1969 | | pagina 7